De oncologie moet invulling geven aan de shared-care-uitgangspunten sinds dit een prominent thema is in het Integraal Zorgakkoord. Prof. dr. Haiko Bloemendal (internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen) en dr. Peter van Duijvendijk (GE-oncologisch chirurg, Gelre Ziekenhuizen) hebben als respectievelijk voorzitter en lid van een werkgroep het document Shared Care systeemtherapie opgesteld, dat hiervoor de uitgangspunten schetst.
Shared care in de oncologie is gedeelde zorg in een regionaal oncologienetwerk, die voldoet aan de landelijke kwaliteitscriteria van het shared-caremodel en is vastgelegd in strikte, toetsbare regionale (en waar nodig bovenregionale of landelijke) afspraken. Het model bouwt voort op het gedachtegoed van oncologische netwerkzorg zoals die in Nederland al functioneert, stelt het document Shared care in de oncologie. “Er is al heel veel gezamenlijk beleid over de oncologische zorg voor patiënten”, zegt Haiko Bloemendal. “Maar dit is nog wisselend per netwerk, afhankelijk van de onderlinge afspraken. Het is niet landelijk uitgerold.”
Met het Integraal Zorgakkoord (IZA) als basis is de noodzaak gekomen tot meer uniforme regels over de oncologische netwerkvorming. Bloemendal: “In het kader van de spreidings- en concentratiegedachte is bedacht afspraken te maken die het mogelijk maken dat ziekenhuizen die afzonderlijk niet aan de kwaliteitscriteria voldoen de zorg binnen het kader van shared care toch kunnen blijven bieden, samen met de ziekenhuizen die wel aan die criteria voldoen dus. In het werkdocument dat wij hebben opgeleverd, gaat het hierbij specifiek over systeemtherapeutische zorg. Over zaken als chemotherapie, immunotherapie en antihormonale therapie dus.”
Peter van Duijvendijk vult aan: “De kwaliteitsnormen voor oncologische zorg zijn wel al vastgelegd in het SONCOS-normeringsrapport, maar de uitwerking hiervan hebben nog niet alle partijen in dezelfde mate ter hand genomen. Een paar jaar geleden is een begin gemaakt te kijken of tot netwerknormering kon worden gekomen. Dit heeft met het IZA een enorme boost gekregen, waarbij ook is besloten dat er zeven oncologische regio’s zijn.”
Generiek model
De werkgroep Shared Care van de IZA-werktafel Governance kreeg van de Ronde Tafel C&S Oncologie de opdracht een generiek model voor shared care te ontwikkelen. De werkgroep legde hiervoor de focus in eerste instantie op systeemtherapie. Het shared-caremodel dat ze beschreef, is een hulpmiddel waarmee regionale oncologienetwerken de oncologische zorg efficiënt en effectief kunnen inrichten, zodat iedere patiënt passende oncologische (expert)zorg krijgt. Het model gaat uit van echelonnering van ziekenhuizen in drie echelons. Echelon 1 kan fungeren als regionaal en soms landelijk expertisecentrum. Echelon 2 biedt initiële diagnostiek. In geval van constatering of vermoeden van de desbetreffende tumorsoort wordt echelon 1 betrokken. Echelon 3 biedt initiële diagnostiek en verwijst bij constatering of vermoeden van de desbetreffende tumorsoort naar echelon 1 of 2.
Het regionaal MDO fungeert als scharnierpunt. De echelonnering is tumorspecifiek. Het regionale oncologienetwerk en alle daarin samenwerkende instellingen, locaties, teams en professionals functioneren daarbij als één organisatie; alsof ze onder één dak werken.
Dit generieke shared-caremodel is toepasbaar voor de hele oncologische zorg. “Wat er nu ligt is de opmaat om ook voor lokale therapie of chirurgie tot een shared-caremodel te komen”, zegt Van Duijvendijk.
Dynamiek
“Systeemtherapie liep achter in het normeren van bepaalde handelingen”, zegt Bloemendal. “Het is spannend welke dynamiek ontstaat als je daar shared care in gaat brengen. Je moet geen afbreuk doen aan wat al bereikt is en bereid zijn de volgende stappen te zetten. Het belangrijkste is vaststellen wie wat doet en hoe vaak en hoe dat past in het echelonmodel. Op basis van wat wij hebben beschreven, kan al worden bepaald in welk echelon ziekenhuizen voor behandeling van een bepaalde tumor horen.”
De grootste uitdaging ligt nu in de vormgeving van het MDO, stelt Van Duijvendijk. “Er moet een nieuw evenwicht worden gevonden in wat daarin wel en niet wordt besproken”, zegt hij. “Als je daarin elke therapeutische verandering meeneemt, zit je de hele week te overleggen en dat is niet de bedoeling. Dit heeft met personele inzet te maken, maar ook met het feit dat het MDO niet-betaalde zorg is. Daarom hebben we hiervoor in ons document kwaliteitscriteria beschreven, naast de normen voor het (regionale) MDO die in het SONCOS-normeringsrapport staan. Het MDO is de basis voor de kwaliteitsverbetering van de geboden zorg. Je praat hierin niet meer over alle oncologische zorg, maar specifiek over alle aspecten van die ene tumorsoort.”
Bloemendal: “Er moet een goed midden worden gevonden tussen volledig zijn en werkbaar blijven. Belangrijk aspect hierbij is de spagaat waarin kleinere ziekenhuizen kunnen komen. Bestaat daar straks de algemeen internist-oncoloog nog? Dat is een discussie die op veel IZA-tafels wordt gevoerd.”
Uitwerking
Op dit moment wordt de impactanalyse gedaan die als basis dient voor het definitief vaststellen van de voorgestelde normen. “Als er geen ongewenste effecten zijn, is dat het startschot om in de zeven regio’s op basis van die normen shared care vorm te geven”, zegt Bloemendal. “Het definitieve besluit wordt naar verwachting in februari 2025 genomen. En de uitwerking zal dan zoals het zich nu laat aanzien per 2027 gerealiseerd moeten zijn.”
Een proces dat zorgvuldig moet worden doorlopen, stelt Van Duijvendijk. “Het is best een stap voorwaarts”, zegt hij. “Maar die moet niet te groot zijn, want dan raak je de controle kwijt. Tegelijkertijd moet het wel voort blijven gaan. Vandaar dus 2027 in plaats van 2026, wat eerder voorgesteld was.” Terecht, vindt ook Bloemendal. “Je hebt het ziekenhuis, de dokters en de verpleegkundigen nodig om de zorg te kunnen leveren”, zegt hij. “Je hebt met andere woorden naast het patiëntenperspectief ook het organisatiebelang om rekening mee te houden.”
Gevolgen
Wat betekent het proces voor de individuele medisch specialist? “Het kan betekenen dat die op een andere plaats gaat werken”, zegt Van Duijvendijk, “afhankelijk van hoe de zorg in de regio wordt georganiseerd. Het kan ook zijn dat die op meerdere plaatsen gaat werken, of dat die bepaalde dingen niet meer gaat doen. Het IZA is bedacht om alle ziekenhuizen een bepaalde focus te geven. Dat zal een verschuiving opleveren, maar daarvoor in de plaats zal weer andere zorg terugkomen waarin ook moet worden voorzien. Er komt zoveel oncologische zorg op ons af dat niemand stil zal komen te zitten.”
Bloemendal: “In dit proces zijn heel veel zaken waarmee serieus rekening moet worden gehouden, maar in principe is hiermee beleid in gang gezet waar ik wel achter sta. Natuurlijk moeten in de uitvoering ervan degenen worden gefaciliteerd voor wie dit een verandering betekent. De opleidingen hebben daarin ook een verantwoordelijkheid. Als de academische centra bepaalde oncologische zorg niet meer leveren, zal de opleiding ook deels moeten worden verplaatst naar de periferie. Dat proces is overigens ook al gaande.” Het is aan de aios samen met de opleider om te bepalen hoe zij hiermee omgaan, stelt Van Duijvendijk. “Kom je in een ziekenhuis waar bepaalde tumorsoorten niet meer worden behandeld, dan is er altijd de mogelijkheid van een stage in een ziekenhuis waar dit wel gebeurt.”
Maar de kern van het proces dat nu in gang wordt gezet, is uiteraard dat dit de kwaliteit van zorg voor de patiënt ten goede komt. “We streven met dit proces naar verduidelijking voor de patiënt over de vraag welk ziekenhuis wat doet en in welke mate”, zegt Bloemendal. “Transparantie voor patiënt en zorgverzekeraar dus. Dat is ook een van de pijlers van het IZA.” Van Duijvendijk tot slot: “We hebben nu anderhalf miljoen zeventig-plussers en dat zijn er in 2050 meer dan drie miljoen. Die moeten allemaal ergens op tijd behandeld worden. Dat vraagt om een efficiencyslag en die faciliteren we met dit proces.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2025 vol 16 nummer 1
Shared care
In de agenda van het Integraal Zorgakkoord is shared care een belangrijk thema. Het is een onderwerp waarmee alle medisch specialisten te maken krijgen. De shared-caregedachte is erop gericht de effecten van de verschuiving van zorg – als gevolg van spreiding en concentratie – op te vangen. Het zorgt voor een herverdeling in netwerken op regionaal niveau. In deze netwerken wordt bepaald welke zorg waar en door wie wordt geleverd.
Het shared-caremodel is een hulpmiddel voor de regionale oncologienetwerken waarmee ze de oncologische zorg efficiënt en effectief kunnen inrichten. Dit moet ertoe leiden dat iedere patiënt passende oncologische (expert)zorg krijgt. Het model moet ervoor zorgen dat ongewenste effecten van spreiding en concentratie in goede banen worden geleid en dat de expertise van de medisch specialisten overal benut blijft. Alle ziekenhuizen en vakgroepen blijven – in een andere rol – nodig.