Uit de omvangrijke real-worldstudie P-VERIFY blijkt dat eerstelijnsbehandeling met palbociclib, ribociclib of abemaciclib in combinatie met een aromataseremmer geassocieerd is met een vergelijkbare algehele overleving bij patiënten met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve, gemetastaseerde borstkanker. Ook in subgroepanalyses werden geen verschillen in de algehele overleving gevonden. Deze resultaten van prof. dr. Hope Rugo (San Francisco, Verenigde Staten) en anderen werden tijdens een postersessie van de SABCS 2024 gepresenteerd.
Endocriene therapie in combinatie met palbociclib, ribociclib of abemaciclib is de standaard eerstelijnsbehandeling bij patiënten met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve, gemetastaseerde borstkanker (HR+/HER2- mBC). Door het ontbreken van gerandomiseerde head-to-headstudies en grote real-worldstudies met een lange follow-up is het echter onduidelijk hoe de effectiviteit van de drie behandelingen zich tot elkaar verhoudt.
P-VERIFY is een omvangrijke, retrospectieve real-worldstudie naar de effectiviteit van de drie CDK4/6-remmers in combinatie met een aromataseremmer (AI) bij patiënten met HR+/HER2- mBC in de Verenigde Staten. De primaire uitkomstmaat was de algehele overleving (OS).
Kenmerken
In totaal kwamen 9.146 patiënten in aanmerking voor een bepaling van de relatieve effectiviteit van de combinatiebehandeling.1 Hiervan waren 6.831, 1.279 en 1.036 patiënten behandeld met een AI plus respectievelijk palbociclib, ribociclib of abemaciclib. Na toepassing van de stabilized inverse probability of treatment weighting (sIPTW)-methode waren de baseline demografische en klinische kenmerken van deze drie groepen in balans. De mediane follow-up was 33, 16 en 21 maanden bij patiënten die behandeld waren met een AI plus respectievelijk palbociclib, ribociclib of abemaciclib.
Geen OS-verschil
Voor en na toepassing van de sIPTW-methode was er tussen de drie groepen geen significant verschil in OS. Na deze toepassing was de OS met palbociclib, ribociclib en abemaciclib respectievelijk 89,7%, 89,2% en 88,2% na twaalf maanden. Na 24 maanden waren deze percentages 77,5%, 77,3% en 76,1% en na dertig maanden 71,4%, 72,2% en 71,5%. In alle onderzochte subgroepen op grond van demografische en klinische kenmerken waren – na toepassing van de sIPTW-methode – de drie therapieën geassocieerd met een vergelijkbare OS.
Vervolgens werden ook in een multivariabele Cox proportionele-hazards-regressieanalyse en na exacte 1:1 matching tussen de drie behandelgroepen geen significante verschillen in OS gevonden. Hetzelfde gold voor een vergelijkende subgroepanalyse bij patiënten die in 2017 of de jaren daarna werden behandeld.
Referentie
1. Rugo HS, et al. SABCS 2024: abstr PS2-03.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer