Het toevoegen van atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie gevolgd door adjuvant atezolizumab bij patiënten met triple-negatieve borstkanker gaf geen significante verbetering van de eventvrije overleving. Dit bleek uit de finale resultaten van de gerandomiseerde, dubbelblinde fase 3-studie NSABP B59/GBG-96-GeparDouze. Dr. Charles Geyer (Pittsburgh, Verenigde Staten) presenteerde deze resultaten tijdens de SABCS 2024.
In de NSABP B59/GBG-96-GeparDouze-studie is onderzocht of het toevoegen van atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie bij stadium II-III triple-negatieve borstkanker (TNBC) de uitkomsten voor deze patiënten kon verbeteren. In totaal werden 1.550 TNBC-patiënten in een verhouding van 1:1 gerandomiseerd tussen een neoadjuvante behandeling met chemotherapie plus atezolizumab of chemotherapie plus placebo. Deze behandeling werd gevolgd door chirurgie en een adjuvante behandeling met respectievelijk atezolizumab of placebo. De primaire uitkomstmaat was de eventvrije overleving (EFS) en secundaire uitkomstmaten omvatten onder andere de algehele overleving (OS), pathologisch complete respons (pCR) en veiligheid.
Criteria niet behaald
“Na een mediane follow-up van 46,9 maanden waren er 133 events in de placebogroep en 110 in de atezolizumabgroep”, zei Charles Geyer.1 “Dit gaf een vierjaars-EFS van 81,9% met placebo versus 85,2% met atezolizumab. De HR was 0,8 en dit haalde niet onze vooraf vastgestelde criteria voor het aantonen van een verschil tussen beide groepen.”
De resultaten uit de subgroepanalyses wat betreft de EFS waren heterogeen. Alleen voor de subgroep op basis van de lymfeklierstatus werd een significante interactie gezien (p=0,039), met een HR van 1,066 voor lymfeklier-negatieve patiënten en van 0,623 voor lymfeklier-positieve patiënten. “Een interessant verschil”, aldus Geyer. Daarnaast leken patiënten met grote (>3,0 cm) tumoren mogelijk voordeel te hebben van een behandeling met atezolizumab (HR 0,653); bij patiënten met kleinere (1,1-3,0 cm) tumoren was dit voordeel er niet (HR 1,003; p=0,098).
Daarnaast leken patiënten met weinig tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL’s) geen voordeel te hebben van een neoadjuvante behandeling met atezolizumab (HR 0,925) en patiënten met veel TIL’s mogelijk wel (HR 0,551; p=0,086). Geyer: “Hoewel deze resultaten voor atezolizumab niet voldoen aan onze statistische criteria voor het aantonen van een verschil, zijn dit interessante bevindingen die verder translationeel onderzoek ondersteunen.”
Geen OS-verschil
De pCR was 57,0% met placebo en 63,3% met atezolizumab. De EFS uitgesplitst naar pCR-status liet duidelijk het belang zien van het behalen van een pCR voor de prognose. De vierjaars-EFS was 91,0% in de placebogroep en 93,0% in de atezolizumabgroep bij patiënten met een pCR, en respectievelijk 68,9 en 70,5% bij patiënten zonder pCR. De vierjaars-OS was niet verschillend tussen beide studiegroepen (respectievelijk 89,5 en 90,2%). Het veiligheidsprofiel van atezolizumab in combinatie met chemotherapie kwam overeen met wat bekend is over dit regime bij TNBC-patiënten.
“Onze studie haalde niet de vooraf opgestelde criteria voor werkzaamheid”, concludeerde Geyer. “Desondanks denken we dat de gevonden resultaten verder onderzoek naar potentiële biomarkers ondersteunen om subgroepen van patiënten te identificeren die mogelijk voordeel hebben van het toevoegen van een immuuncheckpointremmer aan neoadjuvante en/of adjuvante therapie bij TNBC.”
Referentie
1. Geyer CE, et al. SABCS 2024: abstr GS3-05.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist