Een behandeling met vaste duur met loncastuximab tesirine in combinatie met rituximab zorgde voor een complete respons bij 76,9% van de patiënten met recidief of refractair folliculair lymfoom. 94,6% van hen was na twaalf maanden vrij van progressie. Dr. Juan Alderuccio (Miami, Verenigde Staten) presenteerde deze resultaten van een fase 2-studie tijdens de 66e ASH Annual Meeting.
Voor de behandeling van patiënten met recidief of refractair folliculair lymfoom (R/R FL) bestaat nog geen gestandaardiseerde benadering. Loncastuximab tesirine (loncastuximab) bestaat uit een antilichaam gericht tegen CD19 gekoppeld aan een cytotoxische stof. Loncastuximab is goedgekeurd voor gebruik in de derde of latere lijn bij recidief of refractair grootcellig B-cellymfoom (LBCL), maar wordt in Nederland niet vergoed. In een fase 1-studie zorgde loncastuximab bij 78,6% van de patiënten met R/R FL voor een objectieve respons (ORR) en bij 64,3% voor een complete respons (CR).
Fase 2-studie
In de single-arm-, single-center fase 2-studie waarvan Juan Alderuccio nu de resultaten presenteerde, werden 39 patiënten geïncludeerd met R/R FL die één of meer eerdere systemische behandelingen hadden ondergaan.1 Allen vertoonden een hoge tumorlast volgens GELF-criteria of ziekteprogressie binnen 24 maanden (POD24). Een CR van meer dan 50% op week 12 vormde de primaire uitkomstmaat.
De patiënten kregen eerst twaalf weken inductietherapie met loncastuximab in combinatie met rituximab. Bij een complete of partiële respons kregen ze vervolgens negen weken onderhoudstherapie met dezelfde combinatie. Patiënten die na 21 weken een CR bereikten, stopten met loncastuximab en kregen achttien weken alleen rituximab als onderhoudstherapie, degenen met een partiële respons kregen de combinatie. Alle patiënten kregen vooraf drie dagen dexamethason als premedicatie.
Veelbelovende combinatie
De meeste behandelingsgerelateerde bijwerkingen waren van graad 1-2, waaronder hyperglykemie, verhoogde leverwaarden, vermoeidheid en huiduitslag. Vijf patiënten kregen neutropenie van graad 3-4. “Het veiligheidsprofiel bij FL kwam overeen met eerdere studies bij LBCL, zonder nieuwe veiligheidssignalen”, aldus Alderuccio.
“Op week 12 was de ORR 97,4%, met een CR bij 66,7%, waarmee de primaire uitkomstmaat werd behaald (p<0,0001). Na 21 weken was de beste ORR 97,4% en het beste CR-percentage 76,9%”, meldde hij. Een hoge ORR en percentage CR werden ook gezien in subgroepen met POD24, hoge FLIPI-risicoscore, eerder getransformeerd FL of eerdere behandeling met rituximab en een alkylerend middel.
Na twaalf maanden was de progressievrije overleving (PFS) 94,6% en de algehele overleving 94,1%. De mediaan werd voor beide uitkomstmaten niet bereikt, bij een mediane follow-up van achttien maanden.
“Deze studie suggereert dat een programma met vaste behandelduur met loncastuximab en rituximab een veelbelovende combinatie is bij FL in de tweede lijn en later”, concludeerde Alderuccio. “Op basis van de bemoedigende effectiviteit van deze single-centerstudie is de studie uitgebreid naar meerdere centra. Omdat de meeste patiënten vroeg een respons vertoonden, hebben we de behandelduur verkort tot zes cycli (twintig weken in totaal), om het veiligheidsprofiel verder te verbeteren.”
Referentie
1. Alderuccio JP, et al. Blood 2024;144(Suppl 1): abstr 337.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist