Toevoeging van talazoparib aan enzalutamide zorgt voor een significant overlevingsvoordeel in de gehele populatie van patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom, met of zonder homologe-recombinatierepair-deficiëntie. Dat blijkt uit de finale resultaten van de fase 3-TALAPRO-2-studie, die dr. Neeraj Agarwal (Salt Lake City, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het 2025 ASCO GU Cancers Symposium.
“De real-world mediane algehele overleving (OS) van patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) is minder dan drie jaar. Bijna de helft van deze patiënten krijgen maar één systemische behandeling”, vertelde Neeraj Agarwal. Er is dan ook grote behoefte aan nieuwe behandelingen.
De TALAPRO-2-studie liet eerder al zien dat combinatie van de PARP-remmer talazoparib met de androgeenreceptor-pathway inhibitor (ARPI) enzalutamide resulteerde in een significante verbetering van de radiologische progressievrije overleving (rPFS) ten opzichte van enzalutamide alleen in de eerste lijn.1 Dat gold zowel voor patiënten met homologe-recombinatierepair (HRR)-deficiënte mCRPC als voor ongeselecteerde patiënten.
Tijdens het 2025 ASCO GU Cancers Symposium presenteerde Agarwal de finale resultaten van cohort 1 van de TALAPRO-2-studie, bestaande uit 805 ongeselecteerde patiënten met mCRPC.2 Ongeveer 20% van deze patiënten had HRR-deficiënte tumoren, waaronder ongeveer 7% een BRCA1/2-mutatie. De patiënten werden gerandomiseerd tussen talazoparib plus enzalutamide (tala + enza) of placebo plus enzalutamide (pbo + enza). De rPFS vormde de primaire uitkomstmaat, de OS was een belangrijke secundaire uitkomstmaat.
Ruim acht maanden langere OS
Na een mediane follow-up van 47 maanden, ongeveer twee jaar langer dan bij de primaire analyse, bleef het rPFS-voordeel gehandhaafd. De update toonde een mediane rPFS van 33,1 maanden met tala + enza versus 19,5 maanden met pbo + enza (HR 0,667; p<0,0001). “Wat betreft de OS was er 20,4% reductie van het risico op overlijden, met een verbetering van de mediane OS met meer dan acht maanden”, meldde Agarwal. De mediane OS was 45,8 maanden in de tala + enza-arm en 37,0 maanden in de pbo + enza-arm (HR 0,796; p=0,0155). Er waren geen statistisch significante verschillen in OS-voordeel tussen verschillende subgroepen, al leek er wel een trend te zijn tot meer voordeel voor patiënten met agressievere tumoren, zoals hogere Gleason-score, M1-status bij diagnose en eerdere blootstelling aan abirateron of docetaxel. Een OS-voordeel van tala + enza was ook zichtbaar bij patiënten zonder BRCA-afwijking (HR 0,749; p=0,0237) of zonder HRR-genafwijking (HR 0,782; p=0,1008).
De tijd tot volgende cytotoxische chemotherapie was significant langer in de tala + enza-arm (HR 0,568; p<0,0001), “een klinisch relevante uitkomstmaat”, aldus Agarwal. In de pbo + enza-arm kregen meer patiënten (52,6%) een volgende antikankerbehandeling dan in de tala + enza-arm (37,4%).
Geen nieuwe veiligheidssignalen
Bij de langere follow-up werden geen nieuwe veiligheidssignalen gezien. Naast de twee eerder gerapporteerde gevallen waren er geen nieuwe gevallen van acute myeloïde leukemie en myelodysplastisch syndroom. Behandeling met tala + enza leidde vaker tot bijwerkingen van graad 3 of hoger, met name anemie (45,7% versus 4,5%) en neutropenie (17,8% versus 0,5%). “Het lijkt erop dat de patiënten talazoparib na dosismodificatie goed konden verdragen, wat blijkt uit de lange mediane behandelduur van 19,7 maanden. Slechts 8% van de patiënten stopte met de behandeling vanwege anemie”, merkte Agarwal op. De kwaliteit van leven zoals gerapporteerd door patiënten was in beide armen vergelijkbaar.
HRR-deficiënte tumoren
De resultaten van cohort 2, waarin alleen patiënten met HRR-deficiënte tumoren werden geïncludeerd (n=399), werden tijdens de postersessie gepresenteerd.3 De resultaten waren vergelijkbaar met die van cohort 1: behandeling met tala + enza resulteerde in een statistisch significante verbetering van de OS (HR 0,622; p=0,0005), met een mediane OS van 45,1 maanden in de tala + enza-arm versus 31,1 maanden met pbo + enza. Het OS-voordeel was zichtbaar bij patiënten met en zonder BRCA1/2-afwijkingen.
Nieuwe standaardoptie
Op basis van de primaire analyse verleende de FDA eerder al goedkeuring voor gebruik van talazoparib plus enzalutamide in de eerste lijn bij HRR-deficiënte mCRPC. De resultaten van cohort 2 ondersteunen dit gebruik. Bovendien laten de resultaten van cohort 1 zien dat ook ongeselecteerde patiënten met mCRPC baat kunnen hebben bij deze combinatie. “TALAPRO-2 is de eerste studie met een combinatie van een PARP-remmer en een ARPI die een statistisch significante en klinisch relevante verbetering van de OS laat zien versus standaardbehandeling met een ARPI bij mCRPC – bij ongeselecteerde patiënten en bij HRR-deficiënte patiënten. Deze data ondersteunen de toepassing van talazoparib plus enzalutamide als standaardoptie in de eerste lijn bij mCRPC”, concludeerde Agarwal.
Referenties
1. Agarwal N, et al. Lancet 2023;402:291-303.
2. Agarwal N, et al. J Clin Oncol 2025;43 (suppl 5): abstr LBA18.
3. Fizazi K, et al. J Clin Oncol 2025;43 (suppl 5): abstr LBA141.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2025 vol 16 nummer 2