Een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie laat ook na vijf jaar een statistisch significant voordeel in algehele overleving zien bij patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom. Dit blijkt uit de geplande vijfjaarsanalyse van de CheckMate 816-studie, die prof. dr. Patrick Forde (Dublin, Ierland) tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting presenteerde. “Patiënten die met nivolumab plus chemotherapie een pathologisch complete respons (pCR) behaalden, hadden na vijf jaar een reductie in het risico op overlijden van ongeveer 90% ten opzichte van de patiënten die met deze behandeling geen pCR bereikten.”
In de CheckMate 816-studie werden 358 patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, resectabel stadium IB-IIIA niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) 1:1 gerandomiseerd naar een neoadjuvante behandeling met drie cycli nivolumab plus chemotherapie of drie cycli chemotherapie. Chirurgie was gepland binnen zes weken na het afronden van de laatste cyclus van de neoadjuvante therapie. “De primaire uitkomstmaten (eerder gerapporteerd en positief) waren de pCR en eventvrije overleving (EFS)”, zei Patrick Forde.1 Een belangrijke secundaire uitkomstmaat was de algehele overleving (OS). Hij presenteerde de finale OS-analyse van de CheckMate 816, met een minimale follow-up van vijf jaar.2
65% in leven na vijf jaar
Deze analyse toonde een significant OS-voordeel van nivolumab plus chemotherapie versus chemotherapie alleen (HR 0,72; 95% BI 0,523-0,998; p=0,0479). Forde: “Na vijf jaar was 65% van de patiënten in de nivolumabgroep nog in leven versus 55% van de patiënten die alleen chemotherapie kregen.”
Hij focuste daarna op de OS-resultaten naar ziektestadium en PD-L1-expressie op tumorcellen. Bij zowel ziektestadium IB-II als ziektestadium III werd een voordeel gezien van het toevoegen van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie (HR 0,77; 95% BI 0,44-1,35 en HR 0,70; 95% BI 0,47-1,05). Ditzelfde gold voor PD-L1-negatieve (HR 0,89; 95% BI 0,57-1,41) en PD-L1-positieve tumoren (0,51; 95% BI 0,31-0,84).
“Ook wat betreft de longkankerspecifieke overleving zien we een voordeel van het toevoegen van nivolumab”, zei Forde (HR 0,65; 95% BI 0,44-0,96). De finale analyse van de EFS liet zien dat deze uitkomstmaat na vijf jaar nog steeds in het voordeel was van een neoadjuvant behandelregime met nivolumab (HR 0,68; 95% BI 0,51-0,91). Het EFS-percentage na vijf jaar was 49% in de nivolumabgroep en 34% in de groep die alleen chemotherapie kreeg.
Paradigmashift
Voor deze studie zijn tevens verschillende verkennende analyses uitgevoerd, onder andere van de OS naar pCR-status. “Van de gerandomiseerde patiënten behaalde 24% in de nivolumabgroep een pCR, tegenover slechts 2% in de chemotherapiegroep. We zien dat na vijf jaar 95% van de patiënten die nivolumab plus chemotherapie kregen en een pCR bereikten, nog in leven was. Dit was het geval voor 56% van de patiënten die nivolumab plus chemotherapie hadden gehad, maar geen pCR bereikten”, zei Forde (HR 0,11; 95% BI 0,04-0,36). Tot slot was ook klaring van het ctDNA voorafgaand aan chirurgie geassocieerd met een betere OS na vijf jaar.
Het veiligheidsprofiel van een neoadjuvante behandeling met nivolumab plus chemotherapie kwam volgens Forde overeen met eerdere rapportages.
Hij concludeerde: “CheckMate 816 is de enige fase 3-studie naar alleen een neoadjuvante behandeling met chemo-immunotherapie bij resectabel NSCLC die een statistisch significant OS-voordeel laat zien. Deze resultaten bevestigen een paradigmashift voor de behandeling van deze patiënten.”
De resultaten van deze studie werden tijdens het congres gepubliceerd in The New England Journal of Medicine.3
Referenties
1. Forde P, et al. N Engl J Med 2022;386:1973-85.
2. Forde P, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA8000.
3. Forde P, et al. N Engl J Med 2025, June 2. DOI: 10.1056/NEJMoa2502931. Online ahead of print.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2025 vol 10 nummer 2
Commentaar dr. Joop de Langen, longarts, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
De behandeling van longkanker was een veel besproken onderwerp tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting. Tot de hoogtepunten behoorden de finale resultaten betreffende de algehele overleving (OS) in de CheckMate 816-studie. In deze gerandomiseerde fase 3-studie werd de uitkomst onderzocht van neoadjuvante behandeling met nivolumab plus platinabevattende chemotherapie versus chemotherapie alleen bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd, resectabel, stadium IB-IIIA niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zonder bekende EGFR-mutatie of ALK-fusie. Uit eerder gepubliceerde resultaten bleek dat de toevoeging van nivolumab aan de neoadjuvante behandeling met chemotherapie geassocieerd was met een significant betere pathologisch complete respons (pCR) en eventvrije overleving, de twee primaire uitkomstmaten van de studie.1 De nieuwe resultaten betreffen de OS na een follow-up van minimaal vijf jaar. Uit die resultaten bleek dat na vijf jaar de OS 65% was in de chemo-immunotherapiearm (n=179) vergeleken met 55% in de chemotherapiearm (n=179; HR 0,72; 95% BI 0,523-0,998; p=0,0479).2,3 Indrukwekkend was ook dat slechts drie patiënten met een pCR na vijf jaar waren overleden. Deze drie patiënten waren bovendien niet overleden aan longkanker. Ook had 95% van de patiënten geen recidief. Verder hadden patiënten met een PD-L1-expressie van >50% en patiënten met stadium IIIA-NSCLC het meeste voordeel van de chemo-immunotherapie. Hoewel ik denk dat bij sommige patiënten met PD-L1-negatieve en/of kleine tumoren alleen resectie een goede optie kan zijn, zal de meerderheid van de patiënten baat hebben bij neoadjuvante chemo-immunotherapie. In het algemeen mag je stellen dat als er een indicatie bestaat voor (neo)adjuvante chemotherapie op basis van de T- en/of N-stadiëring, neoadjuvante chemo-immunotherapie de beste behandeling is als er geen drivermutatie aanwezig is (KRAS niet meegeteld), onafhankelijk van de PD-L1-expressiestatus.
Verder werden er resultaten gepresenteerd van de eerste interimanalyse van de fase 3-DeLLphi-304-studie waarin het DLL3- en CD3-specifieke antilichaam tarlatamab werd vergeleken met chemotherapie bij patiënten met eerder behandeld kleincellig longcarcinoom (SCLC). Uit de resultaten bleek dat na een mediane follow-up van 11,2 maanden tarlatamab geassocieerd was met een significant betere OS, de primaire uitkomstmaat van de studie.4,5 De mediane OS was 13,6 maanden met tarlatamab (n=254) vergeleken met 8,3 maanden met chemotherapie (n=255; HR 0,60; 95% BI 0,47-0,77; p<0,001), die bij 73% van de patiënten uit topotecan bestond. Dit OS-voordeel van tarlatamab was ook aanwezig in alle vooraf gespecificeerde subgroepen, inclusief de subgroep met platinaresistente tumoren en de subgroep met hersenmetastasen. De mediane progressievrije overleving was 4,2 maanden met tarlatamab versus 3,7 maanden met chemotherapie (HR 0,71; 95% BI 0,59-0,86; p=0,002) en het objectieve responspercentage respectievelijk 35 en 20%. Daarnaast had tarlatamab een gunstiger veiligheidsprofiel dan chemotherapie. Zo kwamen behandelingsgerelateerde bijwerkingen (TRAE’s) van graad 3 of hoger voor bij 27% van de patiënten in de tarlatamabgroep vergeleken met 62% in de chemotherapiegroep. In de tarlatamabgroep werden cytokinereleasesyndroom en immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome geconstateerd bij respectievelijk 56 en 6% van de patiënten. Deze waren vrijwel uitsluitend van graad 1 of 2. Wegens TRAE’s werd de behandeling met tarlatamab gestopt bij 3% van de patiënten en de chemotherapie bij 6% van de patiënten. Op grond van deze positieve resultaten is de verwachting dat tarlatamab de nieuwe standaardbehandeling wordt bij patiënten met eerder behandeld SCLC.
Referenties
1. Forde P, et al. N Engl J Med 2022;386:1973-85.
2. Forde P, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA8000.
3. Forde P, et al. N Engl J Med 2025 June 2. DOI: 10.1056/NEJMoa2502931. Online ahead of print.
4. Rudin CM, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA8008.
5.Mountzios G, et al. N Engl J Med 2025 Jun 2. DOI: 10.1056/NEJMoa2502099. Online ahead of print.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Joop de Langen naast bovenstaande studies onder andere ook de driearmige NeoADAURA-studie, waarin de uitkomst werd vergeleken van neoadjuvante behandeling met osimertinib plus chemotherapie, osimertinib alleen en chemotherapie alleen bij resectabel, EGFR-gemuteerd NSCLC. Daarnaast besprak hij de uitkomst van onderhoudsbehandeling met atezolizumab plus lurbinectedin bij uitgebreid SCLC (IMforte-studie), en het gebruik van cfDNA-klaring, na eerstelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC met pembrolizumab, bij de keuze om de behandeling te intensiveren met chemotherapie.
Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts