Cemiplimab is momenteel de enige systemische behandeling die in adjuvante setting een statistisch significante en klinisch betekenisvolle verbetering van de ziektevrije overleving (DFS) heeft laten zien bij patiënten met een hoog risico op een recidief van een cutaan plaveiselcelcarcinoom. “De mediane DFS was nog niet bereikt met cemiplimab versus 49,4 maanden met placebo”, zei prof. Danny Rischin (Melbourne, Australië). Hij presenteerde deze resultaten van de primaire analyse van de fase 3-C-POST-studie tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting.
De hoeksteen van de behandeling van cutaan plaveiselcelcarcinoom (CSCC) bestaat uit chirurgische resectie, waarmee de meeste patiënten te genezen zijn, zei Danny Rischin. “Een deel van de CSCC-patiënten heeft echter een hoog risico op een recidief na chirurgie en adjuvante radiotherapie, en we hebben momenteel geen systemische behandeling waar deze patiënten baat bij hebben.” In de dubbelblinde, gerandomiseerde fase 3-studie C-POST is de werkzaamheid en veiligheid van een adjuvante behandeling met cemiplimab versus placebo onderzocht bij CSCC-patiënten met een hoog risico op een recidief.1 In totaal werden 415 CSCC-patiënten met hoogrisicokenmerken die de postoperatieve radiotherapie hadden voltooid, 1:1 gerandomiseerd naar een 48 weken durende behandeling met cemiplimab of placebo. Hoogrisicokenmerken waren klierbetrokkenheid, in-transit-metastasen, perineurale invasie, T4-laesies en recidiverend CSCC. De primaire uitkomstmaat van de studie was de DFS.
DFS nog niet bereikt
Ten tijde van deze analyse (met een mediane follow-up van 24 maanden) was de mediane DFS nog niet bereikt met cemiplimab versus 49,4 maanden met placebo (HR 0,319; 95% BI 0,199-0,511; p<0,0001). Na twee jaar was 87,1% van de patiënten in de cemiplimabgroep nog in leven en vrij van ziekte versus 64,1% van de patiënten in de placebogroep. Dit voordeel van cemiplimab werd gezien in alle vooraf gespecificeerde subgroepen. Ook de secundaire uitkomstmaten – de afwezigheid van locoregionale recidieven en recidieven op afstand – waren in het voordeel van cemiplimab (respectievelijk HR 0,20 en HR 0,35). De resultaten betreffende de algehele overleving waren nog immatuur.
Nieuwe standaardbehandeling
De mediane duur van de blootstelling was 48 weken in zowel de cemiplimab- als de placebogroep. Het bijwerkingenprofiel kwam overeen met wat eerder gerapporteerd is voor cemiplimab, aldus Rischin. Behandelingsgerelateerde bijwerkingen (TRAE’s) van graad 3 of hoger werden gerapporteerd bij 24% van de patiënten in de cemiplimabgroep en bij 14% van de patiënten in de placebogroep. In totaal staakte respectievelijk 10% versus 1% de behandeling wegens TRAE’s. In totaal had 7% van de patiënten die behandeld waren met cemiplimab een immuungerelateerde AE. De meest voorkomende TRAE’s met cemiplimab waren vermoeidheid, pruritus, huiduitslag en diarree.
Rischin concludeerde: “Een adjuvante behandeling met cemiplimab is mogelijk de nieuwe standaardzorg voor patiënten met een hoog risico op een CSCC-recidief.” Hij kondigde tot slot aan – onder luid applaus van de zaal – dat deze resultaten van de C-POST-studie op de dag van de presentatie gepubliceerd zijn in The New England Journal of Medicine.2
Referenties
1. Rischin D, et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 6001.
2. Rischin D, et al. N Engl J Med 2025 May 31. DOI: 10.1056/NEJMoa2502449. Online ahead of print.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2025 vol 10 nummer 2
Commentaar dr. Astrid van der Veldt, internist-oncoloog, Erasmus MC, Rotterdam
We buigen ons al langer over de vraag hoe lang we anti-PD-1-therapie bij patiënten met gemetastaseerd melanoom moeten doorgeven: één jaar, twee jaar of toch tot aan progressie. Tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting werden de resultaten van de DANTE-studie gepresenteerd waarin patiënten gerandomiseerd werden naar een behandeling met anti-PD-1-therapie gedurende één of twee jaar.1 Om de studie voldoende power te geven, moesten 1.208 patiënten geïncludeerd worden, maar de inclusie bleef steken op slechts 166 patiënten. De resultaten lieten zien dat een behandeling van één jaar niet inferieur leek aan een behandeling van twee jaar, maar de aantallen waren zo beperkt dat er geen harde uitspraken gedaan konden worden. Er werd dan ook geconcludeerd dat een twee jaar durende behandeling nog steeds de standaard zou moeten zijn. In Nederland lopen er ook verschillende initiatieven waarin de optimale duur van een behandeling met immunotherapie bij melanoom geëvalueerd wordt. Een van deze studies is al succesvol gesloten en bereikt naar verwachting eind van de zomer de tweejaars primaire uitkomstmaat. Ik denk dan ook dat het belangrijk is te wachten op meer resultaten rond dit vraagstuk.
In Chicago werden tevens de definitieve resultaten betreffende de algehele overleving van de DREAMseq-studie gepresenteerd. Deze studie richtte zich op de vraag of patiënten met BRAF-gemuteerd, niet-resectabel of stadium IV-melanoom eerst behandeld zouden moeten worden met een BRAF/MEK-remmer en na progressie met immunotherapie, of andersom.2 In totaal waren 270 patiënten gerandomiseerd naar eerst dabrafenib/trametinib gevolgd door een tweedelijnsbehandeling met nivolumab/ipilimumab of eerst immunotherapie gevolgd door tweedelijns-BRAF/MEK-remming. De resultaten lieten zien dat na vijf jaar 63% van de patiënten die eerst immunotherapie hadden gekregen nog in leven was, versus 34% van de patiënten die eerst behandeld waren met dabrafenib/trametinib. Dit verschil was significant. In Nederland zijn we inmiddels ook aan het terugkomen van de strategie om eerst BRAF/MEK-remming toe te passen, op basis van eerdere resultaten van deze studie en van de EBIN-studie.3 Deze strategie kan echter nog wel een goede optie zijn bij patiënten die echt een snelle respons nodig hebben.
Daarnaast zijn de resultaten van een fase 1-studie met IMA203, een T-celtherapie gericht tegen PRAME, gepresenteerd.4 PRAME is een tumorgeassocieerd antigeen dat bij 95% van de cutane melanomen tot overexpressie komt, maar ook bij uveamelanoom en andere solide tumoren. Het mooie is dat PRAME niet tot expressie komt in gezond weefsel, wat het een ideaal doelwit maakt voor T-celtherapie. In een uitgebreid voorbehandelde groep patiënten met gemetastaseerd melanoom was het bevestigde objectieve responspercentage met IMA203 50% bij patiënten met cutaan melanoom en 67% bij patiënten met uveamelanoom. De mediane duur van de respons was 12,1 maanden bij alle patiënten met melanoom, maar er waren zelfs patiënten die na 32 maanden nog steeds een tumorrespons hadden. De belangrijkste bijwerking was het cytokinereleasesyndroom, meestal van graad 1 of 2, maar bij 10% van de patiënten was dit van graad 3. De resultaten met dit middel zijn toch wel indrukwekkend en een fase 3-studie is gestart. Ik verwacht dat er ook voor andere tumortypen een vervolg gaat komen voor IMA203.
Tot slot is de C-POST-studie nog het vermelden waard, waarin patiënten met een cutaan plaveiselcelcarcinoom een adjuvante behandeling met cemiplimab kregen.5 De studie liet zeer indrukwekkende resultaten zien en ik ben benieuwd of deze adjuvante behandeling ook een weg gaat vinden naar de Nederlandse praktijk.
Referenties
1. Danson S, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA9508.
2. Atkins M, et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 9506.
3. Robert C, et al. Lancet Oncol 2025;26:781-94.
4. Wermke M, et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 2508.
5. Rischin D, et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 6001.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en dr. Astrid van der Veldt naast bovenstaande studies ook een fase 2-studie naar BRAF/MEK-remming plus immunotherapie bij melanoompatiënten met een BRAFV600-mutatie en hersenmetastasen, de fase 2-NIBIT-ML1-studie naar nivolumab/ipilimumab plus het hypomethylerende middel ASTX727, en een fase 2-studie naar een neoadjuvante behandeling met pembrolizumab bij stadium IIB/C-melanoom. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts