In een grote gerandomiseerde studie bij mensen met stadium III- of hoogrisico stadium II-coloncarcinoom zorgde deelname aan een gestructureerd trainingsprogramma na afronding van chemotherapie voor een betere conditie en een verbeterde ziektevrije én algehele overleving. “Dit is een first-in-class effect van een nieuwe vorm van antikankerbehandeling”, stelde dr. Christopher Booth (Kingston, Canada) tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting.
Observationele studies wijzen op een sterk verband tussen fysieke training en coloncarcinoom-specifieke overleving. “Maar patiënten die sporten verschillen mogelijk op andere manieren van degenen die dat niet doen”, zei Christopher Booth. Preklinisch onderzoek in coloncarcinoom-cellijnen ondersteunt het effect van lichamelijke oefening. “De CO.21/CHALLENGE-studie is de eerste gerandomiseerde studie in de wereld waarin wordt geëvalueerd of lichamelijke oefening de overleving van kanker kan verbeteren.”1
Trainingsprogramma
Patiënten met stadium III- of hoogrisico stadium II-coloncarcinoom konden deelnemen aan de studie binnen twee tot zes maanden na afronding van adjuvante chemotherapie. Aan het begin deden ze een conditietest, en vervolgens werden ze gerandomiseerd tussen de controlearm of de interventiearm. In de controlearm kregen patiënten alleen voorlichting over een gezonde leefstijl en lichamelijke oefening, in de interventiearm kregen patiënten dezelfde voorlichting, maar werden ze ook drie jaar lang begeleid door een persoonlijke adviseur (een fysiotherapeut, kinesioloog of personal trainer), in het eerste jaar elke twee weken, daarna elke maand.
Het doel van de CO.21-studie was om de lichamelijke activiteit te verhogen met 10 MET-uren per week, waarbij 1 MET overeenkomt met de energie die het kost om 1 uur te zitten. De meeste patiënten konden het doel halen met drie tot vier wandelingen van 45-60 minuten per week. De primaire uitkomstmaat was de ziektevrije overleving (DFS).
Betere conditie, betere DFS
Tussen 2009 en 2024 werden 889 patiënten geïncludeerd in de studie, de meesten in Canada en Australië. De mediane leeftijd was 61 jaar, ongeveer de helft was vrouw en 90% had stadium III-coloncarcinoom. Deelname aan het verplichte programma was 83% in de eerste zes maanden, 68% in de volgende zes maanden en 63% in het tweede en derde jaar.
“Het gestructureerde trainingsprogramma leidde tot een aanzienlijke en aanhoudende toename van zowel zelfgerapporteerde fysieke activiteit als objectieve metingen van fysieke conditie ten opzichte van de controlearm”, vertelde Booth.1 De primaire uitkomstmaat van de studie werd bereikt, met een statistisch significante afname van DFS-events (93 versus 131 in de controlearm; HR 0,72; p=0,017). Bij een mediane follow-up van 7,9 jaar was de vijfjaars-DFS 80% in de interventiearm versus 74% in de controlearm. “Voor iedere zestien personen die aan het programma deelnamen kon lichamelijke oefening bij één persoon een recidief of het ontstaan van een nieuwe tumor voorkomen”, rekende Booth voor.
Verbeterde overleving
Ook de algehele overleving verbeterde significant (HR 0,63; p=0,022). Na acht jaar was in de interventiearm 90% nog in leven, vergeleken met 83% in de controlearm. “Het verschil in algehele overleving ontstond niet door een verschil in cardiovasculaire sterfte, maar door vermindering van sterfte door coloncarcinoom”, merkte Booth op. “De mate van effect van het trainingsprogramma is vergelijkbaar met en in sommige gevallen groter dan dat van andere, goede medische standaardbehandelingen.” Alleen voorlichting geven is niet voldoende, een trainingsprogramma zou voor alle patiënten beschikbaar moeten komen, vindt hij. Het onderzoek werd gelijktijdig met het congres gepubliceerd in de The New England Journal of Medicine.2
Referenties
1. Booth C, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA3510.
2. Courneya KS, et al. N Engl J Med 2025, June 1. DOI: 10.1056/NEJMoa2502760. Online ahead of print.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2025 vol 10 nummer 2
Commentaar dr. Jeanine Roodhart, internist-oncoloog, UMC Utrecht
Tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting werden weer veel interessante en soms practice-changing resultaten gepresenteerd van klinische studies naar nieuwe behandelingen bij patiënten met colorectaal carcinoom (CRC). Bijvoorbeeld van de fase 3-BREAKWATER-studie waarin eerstelijnsbehandeling met encorafenib, cetuximab (EC) en chemotherapie (mFOLFOX6) werd vergeleken met standaardzorg (SOC) bij patiënten met BRAF V600E-gemuteerd, gemetastaseerd CRC. Eerdere resultaten van deze studie lieten al zien dat EC plus mFOLFOX6 vergeleken met SOC geassocieerd was met een significant beter objectief responspercentage (ORR).1 Uit de nieuwe resultaten blijkt dat EC plus mFOLFOX6 vergeleken met SOC geassocieerd was met een significant betere progressievrije en algehele overleving (PFS en OS).2 De mediane PFS was 12,8 maanden met EC plus mFOLFOX6 versus 7,1 maanden met SOC (HR 0,53; 95% BI 0,407-0,677; p<0,0001). De mediane OS was 30,3 maanden in de groep die EC plus mFOLFOX6 kreeg, vergeleken met 15,1 maanden in de SOC-groep (HR 0,49; 95% Bi 0,375-0,632; p<0,0001). Indrukwekkende getallen voor een patiëntengroep met een slechte prognose. Wel had EC plus mFOLFOX6 vergeleken met SOC meer bijwerkingen. Zo kwamen behandelingsgerelateerde bijwerkingen (TRAE’s) van graad 3 of 4 voor bij 76,3% van de patiënten in de EC + mFOLFOX6-groep en bij 58,5% van de patiënten in de SOC-groep. Desalniettemin is de verwachting dat EC plus mFOLFOX6 de nieuwe standaard eerstelijnsbehandeling wordt bij patiënten met BRAF V600E-gemuteerd, gemetastaseerd CRC.
In de gerandomiseerde, driearmige fase 3-CheckMate 8HW-studie werden patiënten met inoperabel of gemetastaseerd microsatelliet-instabiliteit-hoog (MSI-H) of mismatch-repairdeficiënt (dMMR) CRC 2:2:1 toegewezen aan nivolumab plus ipilimumab, nivolumab alleen of chemotherapie naar keuze. Naar de eerste twee groepen konden zowel eerder als niet eerder behandelde patiënten worden toegewezen en aan de chemotherapiegroep alleen patiënten met nieuw-gediagnosticeerd CRC. Bij progressieve ziekte na chemotherapie was cross-over naar nivolumab plus ipilimumab toegestaan. Zoals verwacht bleek uit de resultaten dat de werkzaamheid van nivolumab plus ipilimumab beter was dan die van nivolumab alleen en van chemotherapie.3 Eerstelijnsbehandeling met nivolumab plus ipilimumab versus chemotherapie was geassocieerd met een mediane PFS van respectievelijk 54,1 en 5,9 maanden (HR 0,21; 95% BI 0,14-0,31). De mediane PFS werd niet bereikt bij patiënten die in de eerste of latere lijn behandeld werden met nivolumab plus ipilimumab en was 39,3 maanden bij patiënten die alleen nivolumab kregen (HR 0,62; 95% BI 0,48-0,81; p=0,0003). Met name deze laatste vergelijking is relevant voor de dagelijkse praktijk, omdat pembrolizumab momenteel de standaard eerstelijnsbehandeling is en de werkzaamheid van dit middel vergelijkbaar is met die van nivolumab. Verder was nivolumab plus ipilimumab vergeleken met nivolumab-monotherapie geassocieerd met een beperkte toename in toxiciteit. Zo kwamen TRAE’s van graad 3 of 4 voor bij 22% van de patiënten in de combinatiegroep en bij 14% van de patiënten in de nivolumabgroep. In de combinatiegroep hadden deze TRAE’s geen significant effect op de PFS of ORR. Ik verwacht dan ook dat nivolumab plus ipilimumab de nieuwe eerstelijnsbehandeling wordt bij patiënten met irresectabel of gemetastaseerd MSI-H/dMMR CRC.
In de fase 3-CAIRO6-studie werd bij patiënten met CRC en resectabele peritoneale metastasen onderzocht wat de uitkomst is als perioperatieve chemotherapie wordt toegevoegd aan cytoreductieve chirurgie (CRS) in combinatie met hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC). Uit de resultaten bleek dat deze toevoeging niet geassocieerd was met een significant betere OS, de primaire uitkomstmaat van de studie.4 Voor de dagelijkse praktijk in Nederland zal dit betekenen dat CRS plus HIPEC onveranderd de standaard blijft bij deze patiëntengroep.
Tijdens de 2025 ASCO Annual Meeting werden ook resultaten gepresenteerd van de CHALLENGE-studie. In deze grote en goed uitgevoerde fase 3-studie werd de impact bepaald van een intensief en gestructureerd bewegingsprogramma op de ziektevrije overleving (DFS) bij patiënten met stadium III- of hoog-risico stadium II-coloncarcinoom die met chemotherapie behandeld waren. Uit de resultaten bleek dat de patiënten niet alleen fitter werden door het driejarige bewegingsprogramma, maar dat hun DFS en OS significant beter waren dan bij patiënten die niet aan het bewegingsprogramma deelnamen.5,6 Zo nam de vijfjaars-DFS toe van 74% in de controlegroep naar 80% in de bewegingsgroep (HR 0,72; 95% BI 0,55-0,94; p=0,017). Voor elke zestien personen die aan het bewegingsprogramma deelnamen kon bij één patiënt een recidief of het ontstaan van een nieuwe tumor voorkomen worden. Verder was de achtjaars-OS 90% in de bewegingsgroep vergeleken met 83% in de controlegroep (HR 0,63; 95% BI 0,43-0,94; p=0,022). Deze resultaten laten zien dat je met dit bewegingsprogramma meer kunt bereiken dan met sommige chemotherapieën en dat implementatie in de Nederlandse praktijk bij coloncarcinoom, en mogelijk ook andere tumoren, zeker het overwegen waard is.
Referenties
1. Kopetz S, et al. Nat Med 2025;31:901-8.
2. Elez E, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA3500.
3. Lenz HJ, et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 3501.
4. Rovers K ,et al. J Clin Oncol 2025;43(16_suppl): abstr 3505.
5. Booth C, et al. J Clin Oncol 2025;43(17_suppl): abstr LBA3510.
6. Courneya KS, et al. N Engl J Med 2025, June 1. DOI: 10.1056/NEJMoa2502760. Online ahead of print.
In een podcast met prof. dr. ir. Koos van der Hoeven bespreekt dr. Jeanine Roodhart naast bovenstaande studies onder andere ook de ATOMIC-studie waarin de meerwaarde wordt bepaald van adjuvante behandeling met atezolizumab plus chemotherapie bij dMMR CRC en van de CodeBreaK 101-studie naar de uitkomst van sotorasib, panitumumab en FOLFIRI bij patiënten met eerder behandeld, KRAS G12C-gemuteerd, gemetastaseerd CRC. Daarnaast houdt zij de resultaten van de DYNAMIC-III-studie tegen het licht. In deze studie wordt de meerwaarde van een adjuvante behandeling op geleide van het circulerend tumor-DNA bepaald bij patiënten met stadium III-CRC. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts