De resultaten van een post-hocanalyse van de fase 3-TAILORx-studie suggereren dat vrouwen met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve vroegstadium-borstkanker, negatieve lymfeklieren en een recidiefscore van 31 of hoger een betere recidief-op-afstandvrije overleving hebben als antracyclines worden toegevoegd aan chemo-endocriene therapie. Deze resultaten werden tijdens de SABCS 2024 gepresenteerd door dr. Nan Chen (Chicago, Verenigde Staten).
Het recurrence score (RS)-resultaat van de 21-genen-genexpressietest voorspelt – onafhankelijk van klinisch-pathologische kenmerken – het risico op recidief op afstand alsook het effect van chemotherapie bij patiënten met hormoonreceptor-positieve, HER2-negatieve (HR+/HER2-) vroegstadium-borstkanker en negatieve lymfeklieren.1 Uit de primaire resultaten van de gerandomiseerde fase 3-TAILORx-studie bleek onder andere dat de werkzaamheid van adjuvante endocriene therapie niet inferieur was aan chemo-endocriene therapie als patiënten met HR+/HER2- vroegstadium-borstkanker een intermediaire RS (11-25) hadden.2
Een secundaire analyse liet zien dat van de patiënten met een hoge RS (26-100) na vijf jaar 93% recidiefvrij was na chemo-endocriene therapie, een beter resultaat dan men zou verwachten met endocriene therapie alleen.3
Kenmerken
In de huidige post-hocanalyse van de TAILORx-studie werd de uitkomst onderzocht van taxaanbevattende chemo-endocriene therapie met antracyclines (TAC; n=438) versus zonder antracyclines (TC; n=2.111) bij vrouwen met kliernegatieve, HR+/HER2- vroegstadium-borstkanker en een RS van 11 of hoger. “De patiënten in de TAC-groep versus de TC-groep waren gemiddeld iets jonger (53,0 versus 55,1 jaar), vaker premenopauzaal (41,6 versus 35,6%) en hadden gemiddeld grotere tumoren (19,6 versus 17,7 mm). Daarnaast hadden ze vaker hooggradige ziekte (36,3 versus 23,9%), een progesteronreceptor-negatieve status (20,5 versus 14,3%), en een hogere RS (29,6 versus 22,3)”, aldus Nan Chen.4
Betere DRFI en DRFS
Vervolgens analyseerden de onderzoekers de impact van antracyclines op het recidief-op-afstandvrije interval (DRFI). Daaruit bleek dat patiënten met een RS <31 geen DRFI-voordeel hadden van de toevoeging van antracyclines aan de chemo-endocriene therapie. Bij deze patiënten was het vijfjaars-DRFI-percentage 97,0% met TAC versus 97,6% met TC (HR 1,24; p=0,484). Daarentegen hadden patiënten met een RS ≥31 wel degelijk baat bij de toevoeging van antracyclines. Bij deze patiënten was het vijfjaars-DRFI-percentage 96,1% met TAC versus 91,0% met TC.
Chen: “Behandeling met antracyclines was geassocieerd met een absoluut DRFI-voordeel van 5,1%, wat resulteerde in een HR van 0,32 (p=0,009). Bij patiënten met een RS ≥31 was TAC versus TC ook geassocieerd met een significant betere recidief-op-afstandvrije overleving (DRFS; HR 0,47; p=0,031) en een numeriek betere algehele overleving (HR 0,546; p=0,167).” In een subgroepanalyse was TAC versus TC in vrijwel alle subgroepen geassocieerd met een DRFI-en DRFS-voordeel. Dit voordeel was alleen niet aanwezig bij tumoren van 2 cm of kleiner.
Referenties
1. Paik S, et al. N Engl J Med 2004;351:2817-26.
2. Sparano JA, et al. N Engl J Med 2018;379:111-21.
3. Sparano JA, et al. JAMA Oncol 2020;6:367-74.
4. Chen N, et al. SABCS 2024: abstr GS3-03.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Congres Up-to-date 2025 vol 10 nummer 1
Commentaar prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen, internist-oncoloog, Maastricht UMC+, en prof. dr. Agnes Jager, internist-oncoloog, Erasmus MC te Rotterdam
Wat betreft de laatste ontwikkelingen op het gebied van hormoonreceptor (HR)-positieve, HER2-negatieve borstkanker is de PADMA-studie interessant. In deze studie is in de gemetastaseerde setting een eerstelijnsbehandeling met endocriene therapie (ET) plus palbociclib vergeleken met chemotherapie naar keuze van de onderzoeker.1 De primaire uitkomstmaat was de tijd-tot-behandelfalen (TTF) en de resultaten lieten zien dat de TTF duidelijk beter was met de combinatie van ET en palbociclib (17,2 maanden) ten opzichte van chemotherapie (6,1 maanden). Dit betekent, ook met de resultaten van de RIGHT Choice-studie in het achterhoofd, dat we bij deze patiëntenpopulatie eigenlijk geen harde reden meer hebben voor een eerstelijnsbehandeling met chemotherapie.
Tijdens de SABCS werden tevens de resultaten van de EMBER-3-studie gepresenteerd bij patiënten met gevorderde, HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker. Als deze patiënten in de eerste behandellijn of in adjuvante setting een aromataseremmer hebben ontvangen, is er een reële kans op resistentie tegen hormoontherapie. Deze resistentie wordt veelal veroorzaakt door een ESR1-mutatie. Hoe kunnen we onze vervolgbehandeling daarop afstemmen? In de EMBER-3 is imlunestrant, een nieuwe (orale) selectieve ER-degrader (SERD), onderzocht.2 Hierbij zijn twee vergelijkingen gedaan. Voor de vergelijking van imlunestrant versus standaard ET (fulvestrant of exemestaan) werd bij patiënten met een ESR1-mutatie een statistisch significant betere mediane progressievrije overleving (PFS) gerapporteerd met imlunestrant (5,5 maanden) versus standaard ET (3,8 maanden; HR 0,62). In de totale studiepopulatie, dus ongeacht de aanwezigheid van een ESR1-mutatie, was er geen statistisch significant PFS-verschil tussen imlunestrant en standaard ET. De tweede – en wellicht belangrijkere – vergelijking was die van imlunestrant-monotherapie versus imlunestrant plus abemaciclib. Het toevoegen van abemaciclib gaf een toename van de mediane PFS van 5,5 maanden met imlunestrant naar 9,4 maanden met de combinatie (HR 0,57). Dit was ongeacht de aanwezigheid van een ESR1-mutatie, afwijkingen in de PI3K-pathway of een eerdere behandeling met een CDK4/6-remmer. Een mooi resultaat, al zou het wel goed zijn om met translationeel onderzoek na te gaan welke biomarkers predictief zijn voor het effect van CDK4/6-remmers.
In de DESTINY-Breast06-studie is onderzocht of trastuzumab deruxtecan (T-DXd) in gemetastaseerde setting werkzaam is bij patiënten met HR-positieve tumoren met een lage of ultralage HER2-expressie.3 De patiënten in deze studie mochten twee of meer lijnen ET hebben gehad met of zonder een CDK4/6-remmer, maar waren nog niet eerder behandeld met chemotherapie. Bij hen werd T-DXd vergeleken met chemotherapie naar keuze van de onderzoeker. De mediane PFS was 13,2 maanden met T-DXd versus 8,1 maanden met chemotherapie. Daarnaast bleek T-DXd in deze setting effectief ongeacht de aanwezigheid van primaire of secundaire ET-resistentie. Dat is een geruststellende bevinding. Tevens zagen de onderzoekers dat de behandeling met T-DXd geen negatieve invloed had op de effectiviteit van de vervolgtherapie. De PFS2 was 20,3 maanden met T-DXd en eerst volgende chemotherapie versus 14,7 maanden met twee opeenvolgende lijnen chemotherapie (HR 0,62). Tot slot is geanalyseerd of T-DXd werkzaam is ongeacht de uitgebreidheid van metastasen, en ook daar zagen de onderzoekers in alle onderzochte subgroepen een vergelijkbare meerwaarde van T-DXd. Een belangrijk punt is nog wel de pathologie: ultralaag wordt nu vaak gerapporteerd als immunohistochemisch 0. We zullen dan een onderscheid moeten gaan maken tussen een volledig afwezige en een ultralage HER2-expressie. Een andere belangrijke vraag, ook gezien de kosten, is of T-DXd een vergelijkbare werkzaamheid heeft in tweede behandellijn, dus na de chemotherapie.
Tot slot bleek uit een post-hocanalyse van de TAILORx-studie dat patiënten met HR-positieve, HER2-negatieve vroegstadium-borstkanker en een hoge recurrence score (>31) baat hebben bij een antracyclinebevattend regime ten opzichte van het TC-schema (docetaxel/cyclofosfamide).4 Een regime met een antracycline gaf een winst in zowel ziektevrije als algehele overleving. De vraag of we altijd een genexpressieprofiel moeten inzetten of gebruik kunnen maken van proliferatiemarkers zoals Ki-67 werd tijdens de presentatie niet beantwoord, maar wel gesuggereerd tijdens de zaterdagochtendsessie ‘wat gaan we maandag anders doen’.
Referenties
1. Loibl S, et al. SABCS 2024: abstr LB1-03.
2. Jhaveri KL, et al. SABCS 2024: abstr GS1-01.
3. Bardia A, et al. SABCS 2024: abstr LB1-04.
4. Chen N, et al. SABCS 2024: abstr GS3-03.
In een podcast bespreken prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen en prof. dr. Agnes Jager naast bovenstaande studies bij HR-positieve, HER2-negatieve borstkanker ook de APOBEC3-studie en de multimodale interpretatie van real-worlddata. Tot slot gaan zij kort in op de ROSCO-studie. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts