Patiënten met HER2-positieve borstkanker en een complete radiologische respons na drie cycli chemotherapie hebben een uitstekende eventvrije en algehele overleving na drie jaar. Dit blijkt uit de resultaten van de TRAIN-3-studie (BOOG 2018-01), die drs. Fleur Louis (arts-onderzoeker, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) tijdens de SABCS 2024 presenteerde. Deze benadering geeft daarnaast aanmerkelijk minder toxiciteit dan de gebruikelijke negen cycli.
Patiënten met stadium II-III-, HER2-positieve borstkanker hebben goede uitkomsten met neoadjuvante chemotherapie, begon Fleur Louis haar presentatie. “Maar we weten ook dat een deel van de patiënten al na drie cycli een complete respons behaalt. Het monitoren van de behandelrespons met MRI kan helpen deze patiënten te identificeren.” De vraag van de TRAIN-3-studie (uitgevoerd in samenwerking met BOOG) was dan ook: kunnen we de neoadjuvante chemotherapie na drie cycli stoppen bij patiënten met een complete radiologische respons?1
467 patiënten
In de TRAIN-3-studie zijn 467 patiënten met stadium II-III-, HER2-positieve borstkanker geïncludeerd, waarvan 235 met hormoonreceptor (HR)-negatieve en 232 met HR-positieve tumoren. Zij ontvingen een neoadjuvante behandeling met chemotherapie en na elke drie cycli werd de respons geëvalueerd met behulp van MRI. “Patiënten ondergingen chirurgie, gevolgd door adjuvante therapie, als zij een complete radiologische respons hadden na drie cycli of na maximaal negen cycli neoadjuvante chemotherapie.” De primaire uitkomstmaat was de eventvrije overleving (EFS) na drie jaar. Louis: “De strategie werd succesvol geacht als er niet meer dan 38 events op zouden treden bij de HR-negatieve patiënten en niet meer dan 34 events bij de HR-positieve patiënten.”
Primaire uitkomstmaat behaald
Eerder gepubliceerde resultaten van de TRAIN-3-studie lieten zien dat één op de drie patiënten met HR-negatieve tumoren en één op de zes patiënten met HR-positieve tumoren een pathologisch complete respons (pCR) behaalde met drie cycli neoadjuvante chemotherapie.2 Met MRI was het mogelijk om met een nauwkeurigheid van 87% een pCR te voorspellen bij patiënten met HR-negatieve tumoren. Deze nauwkeurigheid was 53% bij patiënten met HR-positieve tumoren. Louis presenteerde deze SABCS de resultaten na een mediane follow-up van veertig maanden, waarbij zij negentien events in de HR-negatieve groep rapporteerde en 21 in de HR-positieve groep.1 “Hiermee is de primaire uitkomstmaat van de studie behaald.” Het driejaars-EFS-percentage was 92% in beide groepen. De driejaars-OS-percentages lagen in beide groepen rond de 98%.
Betere monitoringstools
Daarnaast is gekeken naar het driejaars-EFS-percentage gestratificeerd naar aantal cycli neoadjuvante chemotherapie. “De uitkomsten waren uitstekend voor patiënten met een vroege complete respons”, zei Louis. De driejaars-EFS bij patiënten met een complete radiologische respons na drie cycli neoadjuvante chemotherapie was 96,0% in de HR-negatieve groep en 97,1% in de HR-positieve groep.
De incidentie van bijwerkingen van graad 3 of 4 nam toe met het aantal cycli neoadjuvante chemotherapie, liet Louis tot slot zien. Zij concludeerde dat patiënten met een pCR met drie cycli neoadjuvante chemotherapie een goede driejaars-EFS en -OS hebben. “Met MRI kan een complete respons nauwkeurig gemonitord worden bij patiënten met HR-negatieve tumoren, daarom kan deze nieuwe aanpak geïmplementeerd worden voor deze patiëntenpopulatie. Voor patiënten met HR-positieve tumoren zijn betere monitoringstools nodig.”
Referenties
1. Louis F, et al. SABCS 2024: abstr RF1-03.
2. Van der Voort A, et al. Lancet Oncol 2024;25:603-13.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2025 vol 10 nummer 1
Commentaar prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen, medisch oncoloog, Maastricht UMC+, en prof. dr. Sabine Linn, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam
Deze SABCS werden een aantal interessante, en zelfs baanbrekende ontwikkelingen gepresenteerd op het gebied van HER2-positieve borstkanker. Deze laten zien dat het belangrijk is binnen dit type borstkanker onderscheid te gaan maken tussen hormoonreceptor (HR)-positieve en HR-negatieve tumoren.
Een mooie studie in dit kader is de TRAIN-3. Patiënten met vroegstadium-, HER2-positieve borstkanker hebben inmiddels een goede overleving na een neoadjuvante behandeling met standaard zes tot negen kuren chemotherapie plus duale HER2-blokkade. Maar in de praktijk blijkt dat een deel van de patiënten bij de eerste MRI-scan – na drie kuren – al een complete radiologische respons heeft. Dan rijst de vraag: kunnen deze patiënten al na drie kuren geopereerd worden? In de TRAIN-3-studie, waarin 467 patiënten zijn geïncludeerd, is dit onderzocht. De resultaten lieten zien dat 39% van de HR-negatieve patiënten en 30% van de HR-positieve patiënten na drie kuren neoadjuvante therapie een complete radiologische respons hadden.1 In deze groep bleek vervolgens 34% van de HR-negatieve patiënten een pathologisch complete respons (pCR) te hebben. Dit was slechts bij 16% van de HR-positieve patiënten het geval. De driejaars eventvrije overleving (EFS) bij patiënten met een complete radiologische respons na één tot drie kuren was 96% in de HR-negatieve en 97% in de HR-positieve groep. Bij patiënten die vier tot zes kuren hadden gehad (32% van de HR-negatieve en 31% van de HR-positieve patiënten) was de driejaars-EFS 91% in de HR-negatieve en 93% in de HR-positieve groep en bij de patiënten die meer dan zes kuren hadden gehad (29% van de HR-negatieve en 40% van de HR-positieve patiënten) was de driejaars-EFS 88% in zowel de HR-negatieve als de HR-positieve groep. De voorspellende waarde van de MRI was weliswaar 87% bij HR-negatieve tumoren, maar slechts 53% bij HR-positieve tumoren. Het lijkt dus bij patiënten met HR-negatieve tumoren mogelijk om op geleide van MRI te bepalen of zij al na drie kuren geopereerd kunnen worden; voor patiënten met HR-positieve tumoren zullen betere monitoringstools gevonden moeten worden. Wel moeten we de officiële publicatie van de studiedata afwachten voor we deze handelswijze in de praktijk kunnen implementeren.
Een andere interessante vraag die bij HER2-positieve borstkanker speelt, is of chemotherapie wel noodzakelijk is bij postmenopauzale patiënten met HR-positieve tumoren. Dit is onder andere onderzocht in de TOUCH-studie. In de hypothese-genererende fase 2-TOUCH-studie werd onderzocht of het op basis van een retinoblastoom-genexpressiesignatuur (RBsig) mogelijk zou zijn om te voorspellen of patiënten resistent zijn voor CDK4/6-remmers en gevoeliger voor chemotherapie plus HER2-blokkade, en vice versa.2 De hypothese was dat de behandeling met chemotherapie een beter pCR-percentage zou geven bij patiënten met RBsig-hoog, terwijl palbociclib/letrozol meer activiteit zou vertonen bij patiënten met RBsig-laag. In totaal werden 147 patiënten met vroegstadium-, HER2-positieve borstkanker gerandomiseerd tussen paclitaxel plus trastuzumab/pertuzumab of palbociclib/letrozol plus trastuzumab/pertuzumab. Daarna werden zij geopereerd. In beide studiegroepen was de pCR ongeveer 30%. De hypothese bleek dus niet te kloppen, maar dit geeft ons wel weer nieuwe inzichten. Bovendien lijkt het behandelschema met palbociclib interessant om nader te onderzoeken.
De PATINA-studie, bij patiënten met oestrogeenreceptor (ER)-positieve, HER2-positieve, gemetastaseerde borstkanker, is baanbrekend te noemen. Na voltooiing van inductietherapie met docetaxel, trastuzumab en meestal ook pertuzumab werden 518 patiënten met een complete of partiële respons of stabiele ziekte gerandomiseerd tussen continueren van (duale) HER2-blokkade in combinatie met endocriene therapie en palbociclib, of continueren van (duale) HER2-blokkade met endocriene therapie alleen.3 De progressievrije overleving (de primaire uitkomstmaat) was 44,3 maanden in de palbociclibgroep en 29,1 maanden in de controlegroep. Een enorm indrukwekkend resultaat, en ook een duidelijk signaal dat we de HR-positieve patiënten binnen de HER2-positieve borstkanker echt als een andere groep moeten beschouwen. Belangrijk is dus dat volgend op de inductietherapie volgens het CLEOPATRA-schema tijdens de onderhoudstherapie naast duale HER2-gerichte therapie, standaard ook endocriene therapie is toegepast. Dit kunnen we morgen al in de dagelijkse praktijk toepassen.
Referenties
1. Louis F, et al. SABCS 2024: abstr RF1-03.
2. Malorni L, et al. SABCS 2024: abstr RF1-02.
3. Metzger O, et al. SABCS 2024: abstr GS2-12.
In een podcast bespreken prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen en prof. dr. Sabine Linn naast bovenstaande studies ook een tweetal studies naar immunotherapie toegevoegd aan HER2-blokkade: de DTP- en neoHIP-studie.* Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts
*Bij de bespreking van de TRAIN-3 studie werd in de podcast gezegd dat 235 patiënten waren geïncludeerd, dat had moeten zijn 235 HR-negatieve patiënten. Bij de genoemde percentages patiënten ten aanzien van het aantal ontvangen kuren werd alleen aan die van de HR-negatieve patiënten gerefereerd.