Het overstappen van FOLFOX of CAPOX naar een onderhoudsbehandeling met paclitaxel plus ramucirumab geeft een significante verbetering van de progressievrije en algehele overleving bij patiënten met gevorderde, HER2-negatieve tumoren van de maag of gastro-oesofageale junctie (GEJ). Dit blijkt uit de resultaten van de ARMANI-studie, die dr. Filippo Pietrantonio (Milaan, Italië) presenteerde tijdens de 2024 ASCO Annual Meeting. “De overstap naar paclitaxel plus ramucirumab ging wel gepaard met meer, maar voorspelbare toxiciteit.”
De standaard eerstelijnsbehandeling voor patiënten met gevorderde, HER2-negatieve maag- of GEJ-kanker met een lage of afwezige PD-L1-expressie bestaat uit een platina/fluoropyrimidine-doublet, begon Filippo Pietrantonio. Het toevoegen van ramucirumab aan een eerstelijnsbehandeling met cisplatine/fluoropyrimidine liet geen verbetering van de progressievrije overleving (PFS) of algehele overleving (OS) zien.1 “Maar het switchen van consolidatiebehandeling kan de winst van de initiële behandeling mogelijk verlengen en klinische achteruitgang vertragen”, zei Pietrantonio. In de ARMANI-studie is dan ook onderzocht of de switch naar een onderhoudsbehandeling met paclitaxel plus ramucirumab beter was dan het continueren van de eerstelijnsbehandeling met een oxaliplatine-bevattende doublet.2
Inductiebehandeling
In de ARMANI-studie werden patiënten met gevorderde HER2-negatieve maag- of GEJ-kanker geïncludeerd. Zij ontvingen allereerst een inductiebehandeling met FOLFOX (gedurende zes cycli) of CAPOX (gedurende vier cycli). Vervolgens werden patiënten met ziektecontrole na deze twaalf weken 1:1 gerandomiseerd naar de experimentele arm met paclitaxel plus ramucirumab (in de gebruikelijke doserings- en toedieningsschema’s, n=144) en de controlearm waarin FOLFOX of CAPOX gecontinueerd werd gedurende drie maanden, gevolgd door een onderhoudsbehandeling met een fluoropyrimidine (n=136). De behandeling werd voortgezet tot ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. De primaire uitkomstmaat was de PFS; de OS was een belangrijke secundaire uitkomstmaat.
Ziektecontrole bij 85,3%
“Na een mediane follow-up van 43,7 maanden zagen we een significant betere PFS in de experimentele arm ten opzichte van de controlearm”, zei Pietrantonio. De mediane PFS was 6,6 maanden met paclitaxel plus ramucirumab versus 3,5 maanden met FOLFOX of CAPOX (HR 0,64; 95% BI 0,49-0,81; p<0,001). Ook de OS was significant beter in de experimentele arm (respectievelijk 12,6 versus 10,4 maanden; HR 0,75; 95% BI 0,58-0,97; p=0,028). Het objectieve responspercentage was 18,9% met paclitaxel plus ramucirumab versus 15,7% met FOLFOX of CAPOX en het percentage ziektecontrole was respectievelijk 85,3% versus 54,0%. Bij 59% van de patiënten in de experimentele arm werd een afname van de tumorgrootte gezien en dit was bij 38% van de patiënten in de controlearm het geval.
Nieuwe strategie
“Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger werden gezien bij 40% van de patiënten in de experimentele arm en bij 20,7% van de patiënten in de controlearm”, zei Pietrantonio. De meest voorkomende behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger met paclitaxel plus ramucirumab waren neutropenie (26,2%, al kwam febriele neutropenie met 1,4% niet vaak voor), hypertensie (6,4%) en veneuze trombo-embolie (2,8%).
“De switch naar een onderhoudsbehandeling met paclitaxel plus ramucirumab kan een mogelijke nieuwe post-inductiestrategie zijn voor patiënten die niet in aanmerking komen voor een eerstelijnsbehandeling met immuuncheckpointremmers”, besloot Pietrantonio zijn presentatie.
Referenties
1. Fuchs CS, et al. Lancet Oncol 2019;20:420-35.
2. Pietrantonio F, et al. J Clin Oncol 2024;42(suppl 17):abstr LBA4002.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist