Osimertinib na chemoradiatie resulteerde in een verbetering van de progressievrije overleving met 33,5 maanden ten opzichte van placebo bij patiënten met niet-resectabel, stadium III-, EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom. Dat blijkt uit de eerste resultaten van de fase 3-LAURA-studie. De presentatie van dr. Suresh Ramalingam (Atlanta, Verenigde Staten) kreeg een staande ovatie tijdens de 2024 ASCO Annual Meeting.
De huidige behandeling voor patiënten met niet-resectabel stadium III niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bestaat uit chemoradiatie gevolgd door een jaar immunotherapie in de vorm van durvalumab. In de PACIFIC-studie bleken patiënten met EGFR-gemuteerd NSCLC echter geen voordeel te hebben van durvalumab.1 Kleine studies suggereren dat EGFR-tyrosinekinaseremmers (TKI’s) effectief zijn bij deze groep patiënten, maar er waren nog geen data uit prospectieve fase 3-studies.
LAURA
In de fase 3-LAURA-studie werden 216 patiënten geïncludeerd met lokaal gevorderd, niet-resectabel stadium III-, EGFR-gemuteerd NSCLC, die geen progressie vertoonden tijdens of na chemoradiatie. De patiënten werden 2:1 gerandomiseerd tussen de EGFR-TKI osimertinib (dagelijks 80 mg) of placebo, en behandeld tot aan progressie of onacceptabele toxiciteit. De progressievrije overleving (PFS) volgens geblindeerde, onafhankelijke beoordeling vormde de primaire uitkomstmaat. Ten tijde van de eerste analyse was 90% van de patiënten in de placebogroep gestopt met de behandeling, met name vanwege progressie, ten opzichte van 44% in de osimertinibgroep. De mediane follow-up was 22,0 maanden in de osimertinibgroep en 5,6 maanden in de placebogroep. Van de patiënten die progressie vertoonden in de placebogroep stapte 81% over naar de osimertinibgroep.
Nieuwe standaard
“Osimertinib verhoogde de mediane PFS van 5,6 maanden in de placebogroep naar 39,1 maanden. De hazard ratio was 0,16 (p<0,001). De tweejaars-PFS was 65% in de osimertinibgroep en 13% in de placebogroep”, vertelde Suresh Ramalingam.2,3 Alle geanalyseerde subgroepen profiteerden van osimertinib.
Het objectieve responspercentage was 57% met osimertinib en 33% met placebo, en de mediane responsduur was respectievelijk 36,9 en 6,5 maanden. De incidentie van zowel lokale metastasen als metastasen op afstand was lager bij patiënten die werden behandeld met osimertinib in vergelijking met placebo. In totaal kreeg 68% van de patiënten in de placebogroep nieuwe laesies, ten opzichte van 22% met osimertinib. “Hersenmetastasen werden gezien bij 29% van de patiënten in de placebogroep vergeleken met 8% met osimertinib”, benadrukte Ramalingam.
De data betreffende de algehele overleving (OS) zijn nog niet matuur. “Op dit moment is de hazard ratio voor OS 0,81 ten voordele van osimertinib, hoewel de p-waarde niet statistisch significant is (p=0,530). Dit is met 81% cross-over van placebo naar osimertinib”, merkte Ramalingam op.
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen voor bij 13% van de patiënten in de osimertinibgroep en 3% in de placebogroep. In de osimertinibgroep ontwikkelde 8% van de patiënten interstitiële longziekte, meestal van graad 1 of 2, maar ook een van graad 5.
“Testen op EGFR-mutaties is nu kritiek bij stadium III-ziekte om optimale uitkomsten te kunnen bereiken bij patiënten met EGFR-gemuteerd NSCLC”, aldus Ramalingam. “We geloven dat osimertinib de nieuwe standaard zal worden voor patiënten met niet-resectabel, stadium III-, EGFR-gemuteerd NSCLC na definitieve chemoradiatie.”
Referenties
1. Naidoo J, et al. J Thorac Oncol 2023;18:657-63.
2. Ramalingam SS, et al. J Clin Oncol 2024;42(suppl 17): abstr LBA4.
3. Lu S, et al. N Engl J Med 2024 June 2. doi: 10.1056/NEJMoa2402614.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2024 vol 9 nummer 2
Commentaar prof. dr. Egbert Smit, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum
Anders dan bij niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zijn de effecten van immunotherapie bij kleincellig longcarcinoom (SCLC) tot nu toe zeer beperkt geweest. Veel studies naar monotherapie met PD-1- of PD-L1-remmers zijn negatief gebleken. Tijdens de 2024 ASCO Annual Meeting is de ADRIATIC-studie gepresenteerd bij patiënten met een beperkt-stadium-SCLC.1 Zij ontvingen chemoradiotherapie en werden gerandomiseerd naar een twee jaar durende behandeling met durvalumab of placebo. De studie was zeer positief met een mediaan verschil in algehele overleving (OS) van 22 maanden in het voordeel van durvalumab. De hazard ratio (HR) was 0,73. Dit zijn heel goede resultaten voor SCLC-patiënten. Of de behandeling in Nederland vergoed gaat worden, zal afhankelijk zijn van hoe we naar deze studie kijken. Als we dit beschouwen als een adjuvante behandeling, voldoet het aan de PASKWIL-criteria. Maar als we het zien als een consolidatiebehandeling met immunotherapie na chemoradiotherapie is de HR van 0,73 niet genoeg.
Op het gebied van NSCLC werd een update gepresenteerd van de CheckMate 816-studie, met vier jaar follow-up.2 Deze studie, waarin patiënten met resectabel NSCLC gerandomiseerd werden naar een preoperatieve behandeling met nivolumab plus chemotherapie versus chemotherapie alleen, was vanaf het begin al positief. Het OS-percentage na vier jaar was 71% in de experimentele arm en 58% in de chemotherapiearm, met een HR van 0,71. Mijns inziens zou deze preoperatieve behandeling vanwege dit evidente overlevingsverschil de standaardbehandeling moeten worden. Een van de gevolgen van deze studie is dat de definitie van resectabel longkanker in Nederland is gaan verschuiven. We zullen hierbij nog goed moeten leren wie we wel kunnen opereren en wie niet. Maar vanuit deze en soortgelijke studies zien we ook dat ongeveer 15% van de patiënten wel een inductiebehandeling heeft gehad, maar niet aan een operatie toekomt. Het is op dit moment onduidelijk wat er met deze patiënten gebeurt en dat is echt een gat in onze kennis. Een ander punt is dat bij veel van de studies naar preoperatieve chemo-immunotherapie ook een adjuvante behandeling met immunotherapie is gegeven. Het is nog maar de vraag of dat echt nodig is. In dat kader heeft de NADINA-studie bij melanoom ontzettend belangrijke resultaten laten zien.
De presentatie van de LAURA-studie, waarin patiënten met EGFR-gemuteerd, niet-resectabel stadium III-NSCLC gerandomiseerd werden naar chemoradiotherapie plus observatie (de standaardbehandeling) of chemoradiotherapie plus osimertinib, kreeg een staande ovatie.3 Er was een grote winst in progressievrije overleving ten faveure van de experimentele arm met osimertinib. Een belangrijk punt van deze studie is dat er bij 85% van de patiënten in de standaardarm bij progressie sprake was van cross-over naar osimertinib. Dit verschilt duidelijk met de ADAURA-studie, waarin cross-over in eerste instantie niet was toegestaan. De vraag was toen: kunnen we niet net zo goed wachten op een recidief en dan pas osimertinib geven? Deze vraag kan beantwoord worden met de LAURA-studie. Daar zien we op dit moment (met 20% maturiteit) geen significant OS-verschil. Persoonlijk kijk ik hierbij altijd naar de cardiologen. Die wachten ook niet op een tweede hartinfarct voor ze starten met medicatie die een infarct kan voorkomen. Moet je bij longkanker dan wel een recidief afwachten? Dat recidief gaat namelijk vaak gepaard met flinke symptomatologie. Ik denk dan ook dat er veel voor te zeggen is om al in deze adjuvante/semi-adjuvante setting doelgericht te behandelen.
Referenties
1. Spigel DR, et al. J Clin Oncol 2024;42(suppl_17): abstr LBA5.
2. Spicer JD, et al. J Clin Oncol 2024;42(suppl 17): abstr LBA8010.
3. Ramalingam SS, et al. J Clin Oncol 2024;42(suppl 17): abstr LBA4.
In een podcast bespreken prof. dr. ir. Koos van der Hoeven en prof. dr. Egbert Smit naast bovenstaande studies ook data over de kwaliteit van leven in de KEYNOTE-671-studie en gaan zij in op antilichaam-geneesmiddelconjugaten in de fase 2-studies ICARUS-LUNG01 en OptiTROP-Lung01. Tevens bespreken ze de waarde van KRASG12C-remmers bij longkanker in de KRYSTAL12- en de KROCUS-studie. Tot slot gaan zij in op de DeLLphi-301-studie met tarlatamab. Deze podcast is te beluisteren op oncologie.nu/podcasts.