Een substudie van het EUMDS-register liet zien dat transfusieafhankelijkheid bij patiënten met lager-risico-myelodysplastisch syndroom geassocieerd is met de aanwezigheid van toxische ijzersoorten als labiel plasma-ijzer en non-transferrin bound iron, en een slechtere overleving. Marlijn Hoeks (Radboudumc, Nijmegen) presenteerde de resultaten van deze studie tijdens het EHA 2019-congres in Amsterdam.
Patiënten met lager-risico-myelodysplastisch syndroom (LR-MDS) zijn door de langdurige accumulatie van ijzer door rodebloedceltransfusies of een ineffectieve erytropoëse, vatbaar voor ijzertoxiciteit. Bij een transferrineverzadiging boven de 70 à 80% ontstaan er toxische ijzersoorten als labiel plasma-ijzer (LPI) en non-transferrin bound iron (NTBI). Deze kleine moleculen worden makkelijk door organen opgenomen en kunnen via oxidatieve stress celschade in die organen veroorzaken.
EUMDS
Het doel van deze substudie van het EUMDS-register, waarin sinds 2008 prospectief gegevens verzameld worden van nieuw-gediagnosticeerde MDS-patiënten in 145 centra verdeeld over zeventien landen, was de veranderingen in ijzermetabolisme bij LR-MDS-patiënten over de tijd te evalueren.1 Tevens werd onderzocht of eventueel aanwezige toxische ijzersoorten een impact hadden op de algehele en progressievrije overleving (OS en PFS).
Hiertoe werd bij 247 LR-MDS-patiënten elke zes maanden bloed afgenomen en geanalyseerd op serumferritine, transferritineverzadiging (TSAT), hepcidine-25, oplosbare transferritinereceptor, en toxische ijzersoorten (LPI en NTBI). De patiënten werden gestratificeerd naar transfusieafhankelijkheid en de aanwezigheid van ringsideroblasten. Twee derde van de patiënten in de studie was man en de mediane leeftijd was 73 jaar. De mediane duur van de follow-up was 2,7 jaar.
De resultaten die Hoeks presenteerde lieten zien dat de serumferritinewaarden verhoogd waren in alle subgroepen, maar de sterkste verhoging werd gevonden in de transfusieafhankelijke patiëntengroep (met en zonder ringsideroblasten). De hoogste concentraties serumferritine, TSAT, LPI en NTBI werden gevonden in de transfusieafhankelijke groep met ringsideroblasten. Transfusie-onafhankelijke patiënten zonder ringsideroblasten hadden de laagste serumferritine-, TSAT-, LPI- en NTBI-concentraties. Daarnaast waren de hepcidinewaarden hoger voor transfusieafhankelijke patiënten ten opzichte van transfusie-onafhankelijke patiënten. Hepcidinewaarden waren echter flink lager in de transfusieafhankelijke groep met ringsideroblasten, wat door Hoeks verklaard werd als een mogelijk gevolg van ineffectieve erytropoëse in deze specifieke groep. Ook lieten de resultaten zien dat bij een TSAT van ongeveer 80%, de LPI-waarden verhoogden.
Wat betreft de overleving liet deze studie zien dat transfusie-onafhankelijke patiënten met lage LPI-waarden de beste OS hadden. Transfusieafhankelijke patiënten met hoge LPI-waarden hadden de slechtste OS. Vergelijkbare resultaten werden gevonden voor PFS. Daarnaast bleek dat hoge LPI-waarden geassocieerd waren met een verminderde OS (HR 3,0; 95% BI 1,5-5,7; p=0,001). Met name in de transfusieafhankelijke groep met hoge LPI-waarden was de hazard ratio voor OS het hoogst (HR 6,0; 95% BI 2,2-16,2; p<0,001).
Hoeks concludeerde dat transfusieafhankelijkheid geassocieerd is met de aanwezigheid van toxische ijzersoorten en dat dit op zijn beurt geassocieerd is met een lagere OS en PFS bij LR-MDS-patiënten. Dit effect was het sterkst bij transfusieafhankelijke patiënten met ringsideroblasten en dit zou veroorzaakt kunnen worden door ineffectieve erytropoëse met additionele ijzertoxiciteit tot gevolg.
Referentie
1. Hoeks M, et al. EHA 2019; abstract S383.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Foto: Oliver Eberhardt / filmduene.de