Van huisarts of verwijzend specialist naar een diagnose in 24 uur. In het Antoni van Leeuwenhoek te Amsterdam en enkele andere ziekenhuizen in Nederland is dit inmiddels mogelijk. In een interview lichten Sanne Heintzbergen, MSc, stafmedewerker Raad van Bestuur, en prof. dr. Wim van Harten, lid Raad van Bestuur, toe hoe het sneldiagnosetraject in het Antoni van Leeuwenhoek tot stand is gekomen. Volgens hen zijn een grootschalige aanpak, voldoende tijd en commitment van iedere betrokkene sleutelbegrippen voor het slagen van het project.
“De incidentie van kanker neemt toe”, geeft Van Harten aan, “en we merkten dat het ontwerp voor de sneldiagnose dat we een aantal jaren geleden in het Antoni van Leeuwenhoek (AVL) hebben ingevoerd, niet meer opgewassen was tegen de toenemende stroom patiënten. We hadden daarbij al langer gesprekken met Alpe d’HuZes om samen een groot project met betrekking tot patiëntgerichtheid op te zetten. Toen de kans van sneldiagnose zich voordeed, hebben we die met beide handen aangegrepen en dit traject grootschalig ingezet.”
De aanleiding voor het sneldiagnoseproject is een landelijk initiatief waarin Alpe d’HuZes en een aantal klinische en bedrijfskundige hoogleraren discussieerden over het sneller organiseren van het diagnostische proces. Heintzbergen, als projectleider betrokken bij het invoeren van sneldiagnose in het AVL laat weten: “Een eerste ambitie die ze uitspraken tijdens deze hooglerarentop was dat het mogelijk moet zijn dat een patiënt die vandaag bij de huisarts zit, morgen in het ziekenhuis terecht kan en vervolgens diezelfde dag de diagnose te horen krijgt. De periode van onzekerheid voor een patiënt, oftewel het aantal slapeloze nachten, moest verkort kunnen worden.”
Lange keten
In het AVL bestonden voor tien tumorsoorten al sneldiagnosepaden, waaronder die voor het mammacarcinoom. Deze zijn voor het sneldiagnoseproject opnieuw bekeken en verbeterd. Vervolgens is gekeken naar andere tumorsoorten met een volume van minimaal een patiënt per week. Het resultaat is dat in het AVL het sneldiagnosetraject nu voor achttien tumorsoorten aangeboden wordt.
Heintzbergen is het project begonnen om per tumorsoort met een specialist te overleggen over hoe de sneldiagnose vormgegeven kon worden. “Maar dan ben je er nog niet. De specialist is maar een schakel in een lange keten. De volgende stap is om met een hele groep betrokken medewerkers het proces te bekijken, van radioloog en verpleegkundig specialist tot planningsmedewerker, eigenlijk iedereen die maar iets in het proces doet. We zaten soms met wel vijftien of twintig mensen aan tafel.”
De toepassing van moderne bedrijfskundige technieken kan helpen patiëntgerichter en doelmatiger te werken. Van Harten, naast lid van de Raad van Bestuur tevens hoogleraar Kwaliteitsmanagement en Zorgtechnologie aan de Universiteit Twente, heeft vanuit zijn expertise input gegeven op het project, bijvoorbeeld met betrekking tot de bedrijfskundige methodes of specifieke wiskundige technieken voor logistieke problemen. Belangrijk is dat een ziekenhuis zich voldoende verdiept in operations management. “Het is verstandig kennis over je ziekenhuis in de eigen organisatie te laten landen, zodat daar permanent gebruik van gemaakt kan worden. Daarnaast ben ik van mening dat je, weliswaar bescheiden, gebruik moet maken van externe consultancy. Dit kan helpen de zaak aan te scherpen en met een frisse blik tegen de organisatie aan te kijken”, aldus Van Harten. “De rol van de Raad van Bestuur is daarbij erg nuttig gebleken voor het bewaken van het patiëntenperspectief bij bepaalde beslissingen”, vult hij aan.
Verschillende ervaringen
Dat de organisatie van sneldiagnose niet voor ieder ziekenhuis gelijk hoeft te zijn, blijkt wel uit het boek dat onlangs verschenen is over dit onderwerp, getiteld ‘Patiëntgericht organiseren van sneldiagnose’ en geschreven onder regie van Heintzbergen en Van Harten. In dit boek is de kennis met betrekking tot sneldiagnose gebundeld en worden de ervaringen van vier verschillende ziekenhuizen, het AVL, UMC Utrecht, Radboudumc te Nijmegen en het Leids Universitair Medisch Centrum, met het invoeren van het sneldiagnosetraject beschreven. Heintzbergen: “Wij hebben ervoor gekozen om niet zozeer te focussen op de mogelijkheid dat een patiënt de volgende dag al terecht kan; vaak gaat het bij ons om verwijzing vanuit andere ziekenhuizen. Daarbij vinden we het belangrijk dat we gegevens kunnen opvragen bij andere ziekenhuizen zodat we een compleet beeld van de patiënt kunnen verzamelen voor de patiënt hier komt. Dat betekent dat een patiënt soms pas na een week het sneldiagnosetraject in gaat. Maar er zijn ook ziekenhuizen die wel willen dat de patiënt de volgende dag terecht kan. Dat is een keuze.”
Commitment
Volgens Heintzbergen en Van Harten kan ieder ziekenhuis een sneldiagnosetraject invoeren. Hoe dit traject eruit gaat zien, is sterk afhankelijk van hoe een ziekenhuis georganiseerd is. “Dit maakt dat de projectaanpak altijd toegespitst moet worden op het betreffende ziekenhuis”, aldus Heintzbergen. Maar voor zowel Heintzbergen als Van Harten bestaat er geen twijfel over of je dit als ziekenhuis moet doen. “Natuurlijk moet je je service naar een dergelijk niveau willen brengen”, spoort Van Harten aan.
Belangrijke factoren voor het slagen van het project zijn volgens Heintzbergen voldoende tijd en ondersteuning. “Je moet het er niet even bij doen. Je kunt het ook niet alleen of met de helft van de betrokkenen. Alle schakels van de keten moeten meedoen.” Van Harten: “Je moet willen veranderen. Er moet commitment zijn tot op het hoogste niveau”, en vult aan: “Daarbij zijn in een krappe financiële situatie als in Nederland een zekere focus in de organisatie en voldoende patiëntenaantallen wel noodzakelijk.”
Het sneldiagnosetraject loopt nu ongeveer anderhalf jaar in het AVL. Heintzbergen: “Het project is afgerond, maar we zijn er nog wel actief mee bezig. Belangrijk is nu de opgedane kennis en ervaring te verspreiden, maar ook intern blijven we continu monitoren en verbeteren. Elk kwartaal wordt naar de resultaten en patiëntervaringen gekeken. Die informatie deel ik met de verantwoordelijken voor het sneldiagnosepad. Daarnaast bespreek ik de resultaten met het management dat vervolgens kan beslissen of er voor een bepaald sneldiagnosepad extra capaciteit vrijgemaakt moet worden.”
Voor de toekomst focust het instituut zich op het verbeteren van de logistiek van de behandeling en de follow-up. De toegangstijd tot de OK is de volgende uitdaging. Van Harten: “Ook hier gaan we een grootschalig operationsmanagementtraject opstarten. We moeten met de groeiende organisatie en patiëntenaantallen efficiënt blijven en daar continu aandacht voor hebben.”
Het boek ‘Patiëntgericht organiseren van sneldiagnose’ is digitaal te raadplegen via de website van het AVL (www.avl.nl) en in druk, zolang de voorraad strekt, aan te vragen via sneldiagnose@nki.nl.
Drs. B.D. Hagenaars, medical writer
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 3