Veel oncologische behandelingen hebben bijwerkingen op het oog. Oftalmoloog dr. Guy Missotten, Universitair Ziekenhuis Leuven, België, gaf tijdens de Oncologiedagen 2014 een overzicht van de meest voorkomende oogcomplicaties. Hij besprak onder andere problemen met traanvochtproductie, droge ogen bij ‘graft versus host’-reactie, en cataract en netvliesproblemen bij radiotherapie en de behandeling met tamoxifen.
Oncologische behandelingen kunnen effect hebben op alle segmenten van het oog en de (peri)orbita. “In het licht van het aantal patiënten met oncologische problemen valt het aantal patiënten met grote complicaties ter hoogte van het oog echter erg mee”, liet Missotten weten. Hij gaf aan dat veel patiënten last hebben van pijnlijke, vermoeide en tranende ogen, veroorzaakt door droogheid. Veel oncologische behandelingen hebben een invloed op de productie van traanvocht of op geassocieerde klieren als de meiboomse klieren. Deze kliertjes in de oogleden produceren talg om het verdampen van de tranen op het oogoppervlak tegen te gaan. Wanneer deze uitdrogen en gaan schilferen, kunnen problemen ontstaan. Dan is een goede ooghygiëne, met eventueel een antibiotische zalf, belangrijk.
De bekendste producten voor het veroorzaken van droge ogen zijn docetaxel, 5-fluoro-uracil, paclitaxel, maar ook antidepressiva.
Maanlandschap op hoornvlies
Een bijzondere groep patiënten binnen het droge-ogenprobleem zijn degenen met ‘graft versus host’-reactie, bij wie onder andere littekenvorming op het hoornvlies kan optreden. “Dit soort ‘maanlandschappen’ zijn niet alleen pijnlijk, maar zorgen ook voor een duidelijke achteruitgang van het zicht”, gaf Missotten aan. De symptomen kunnen verminderd worden door kunsttranen (het liefst vrij van conserveringsmiddelen), traanpuntocclusie door middel van plugs (of wanneer duidelijk is dat het over lange tijd gaat spelen door middel van permanente occlusie), autoloogserumdruppels of een sclerale lens.
Bestraling op het oog
Een veel geziene bijwerking op het oog is cataract. Missotten: “Cataract zien we in de eerste plaats bij patiënten die corticosteroïden gebruiken.” Dit geeft een typische opaciteit van het achterste kapsel van de lens. Daarnaast geven het gebruik van tamoxifen en methotrexaat, en bestraling van het oog een vroegtijdig cataract. Het probleem werd door Missotten wel enigszins gerelativeerd: “De meeste patiënten zitten al in de leeftijd van een cataractoperatie. Daarbij is het een ambulante operatie waarvoor de medicatie niet gestopt hoeft te worden. Het risico op cataract is mijns inziens dus een relatieve contra-indicatie voor een systemische oncologische behandeling.”
Bestraling op het oog en het gebruik van onder andere tamoxifen kunnen ook netvliesproblemen geven. Ongeveer een jaar na radiotherapie, bij doses >45 Gy, kunnen occlusies van de bloedvaten, bloedingen en oedeem in het oog optreden, met gevolgen voor de visus als het exsudaat midden op de macula ontstaat. Tamoxifen heeft een effect op het retinapigmentepitheel, de onderste laag van het netvlies dat de fotoreceptoren voedt. Als deze laag verdwijnt, verdwijnen op den duur ook de staafjes en kegeltjes, met een irreversibele visusdaling tot gevolg.
Veel van de oogproblemen veroorzaakt door oncologische behandelingen kunnen volgens Missotten beperkt worden. “Maar”, zo eindigde hij, “een goede samenwerking tussen oncoloog en oftalmoloog en tijdig doorverwijzen, zijn hiervoor onmisbaar.”
Drs. Bianca Hagenaars, medical writer
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 1