De Duitse AIO KRK 0207-studie laat zien dat bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom het afzien van een onderhoudsbehandeling slechtere uitkomsten oplevert dan wel doorbehandelen met alleen bevacizumab of een combinatie hiervan met fluoropyrimidines. Ook de eindresultaten van de CAIRO 3-studie wijzen op een voordeel van het doorbehandelen van patiënten na afloop van de inductietherapie. Beide studies werden gepresenteerd tijdens het ASCO-congres in Chicago.
Dirk Arnold (Klinik für Tumorbiologie, Freiburg, Duitsland) en collega’s wilden met de AIO KRK 0207 nagaan of het bij de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom (mCRC) zinvol is om na een primaire behandeling door te gaan met behandelen of dat de behandeling gestopt kan worden totdat opnieuw ziekteprogressie ontstaat.1 De 829 aan de studie deelnemende patiënten kregen eerst een 24 weken durende standaard inductiebehandeling met fluoropyrimidines (FP), oxaliplatin en bevacizumab. Vervolgens werden patiënten met stabiele ziekte of beter gerandomiseerd tussen een onderhoudsbehandeling met FP plus bevacizumab of met alleen bevacizumab of kregen zij geen verdere behandeling. Alle patiënten werden volgens protocol na het bereiken van de eerste progressie opnieuw behandeld met de inductietherapie. Het primaire eindpunt van de studie was de tijd tot falen van de behandelstrategie (TFS); de periode tussen het moment van de start van de eventuele onderhoudsbehandeling tot aan de tweede progressie, dus wanneer opnieuw progressie werd gezien na een re-inductiebehandeling.
Uiteindelijk werden 476 patiënten gerandomiseerd, waardoor elke groep bestond uit iets minder dan 160 patiënten. Ten tijde van de analyse van de gegevens was de mediane follow-up 27 maanden. Op dat moment was de mediane TFS in de groep patiënten behandeld met FP plus bevacizumab 6,8 maanden, met bevacizumab 6,5 maanden en in de niet-behandelde groep 6,1 maanden. Verder bleek dat de behandeling met alleen bevacizumab beschouwd kan worden als non-inferieur aan behandeling met FP plus bevacizumab (HR 0,98; 95% BI 0,76-1,26; p=0,85), maar dat dit niet geldt voor geen behandeling (HR 1,22; 95% BI 0,96-1,57; p=0,11). “We kunnen niet concluderen dat geen onderhoudsbehandeling non-inferieur is”, aldus Arnold.
Overeenkomstig met andere studies werd gezien dat de tijd tot de eerste progressie langer was bij een hogere intensiteit van de behandeling (FP plus bevacizumab 6,2 maanden, bevacizumab 4,8 maanden, en geen behandeling 3,6 maanden). Een vroege analyse van de totale overleving toonde geen grote verschillen, en het wordt niet verwacht dat er bij een langere follow-up alsnog verschillen zullen ontstaan.
Verder meldde Arnold dat er relatief weinig animo was voor de in de studie gehanteerde behandelstrategie met het toepassen van een re-inductietherapie bij progressie. In totaal werd slechts 37% van de patiënten zoals gepland, behandeld met re-inductietherapie.
CAIRO 3
Tijdens ASCO werden ook de eindresultaten gepresenteerd van een andere studie naar de duur van onderhoudsbehandeling bij mCRC – de CAIRO 3-studie.2 In deze studie werden patiënten met stabiele ziekte of beter na een inductiebehandeling van zes driewekelijkse cycli met capecitabine, oxaliplatin + bevacizumab (CAPOX-B) gerandomiseerd tussen een continue behandeling van capecitabine plus bevacizumab (CAP-B) en observatie. Ook in deze studie werden patiënten na een eerste progressie opnieuw behandeld met de primaire inductiebehandeling tot het ontstaan van een tweede progressie.
Dr. Miriam Koopman (UMC Utrecht, Utrecht) vertelde dat er, zoals verwacht, een significant betere eerste progressievrije overleving was in de groep met onderhoudsbehandeling ten opzichte van observatie, met een absoluut verschil van ongeveer 4,5 maanden (4,1 versus 8,5 maanden). De tijd tot de tweede progressie – het primaire eindpunt van de studie – was ook significant langer in de met capecitabine plus bevacizumab behandelde groep, met ongeveer 3 maanden verschil (11,7 versus 8,5 maanden). Tevens was er een niet-significant verschil van ongeveer 3,5 maanden in de totale overleving in het voordeel van de groep met onderhoudsbehandeling (21,6 versus 18,1 maanden). Met behulp van een geplande subgroepanalyse identificeerde men daarnaast twee patiëntengroepen die waarschijnlijk relatief veel baat hebben bij een onderhoudsbehandeling; patiënten met een goede respons op de inductiebehandeling en patiënten met synchrone metastasen die een resectie van de primaire tumor hadden ondergaan, echter deze resultaten dienen nog gevalideerd te worden in andere studies
Koopman vertelde verder dat de onderhoudsbehandeling geen klinisch significant nadelig effect had op de kwaliteit van leven van patiënten. Zie Figuur 1 voor de relevante verschillen tussen de AIO- en CAIRO 3-studie.
De resultaten van CAIRO 3 laten zien dat er een voordeel is voor een onderhoudsbehandeling met CAP-B voor mCRC-patiënten met stabiele ziekte of beter na zesmaal CAPOX-B. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of deze strategie beperkt kan worden tot subgroepen die hier het meeste baat van hebben.
Referenties
1. Arnold D, et al. J Clin Oncol 2014;32 (suppl): abstr 3503.
2. Koopman M, et al. J Clin Oncol 2014;32 (suppl): abstr 3504.
Drs. T. van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2013 vol 5 nummer 4