Onderzoekers onder leiding van dr. Kenneth Gilhuijs (UMC Utrecht) zoeken samen met het Antoni van Leeuwenhoek naar manieren om met behulp van beeldvorming meer informatie te krijgen over de agressiviteit van tumoren in de borst en de kans op het ontstaan hiervan. Zo kijken zij onder meer of het mogelijk is om aan de hand van MRI’s te voorspellen of in de borst een potentieel gevaarlijke tumor kan groeien.
Het verbeteren van de borstkankerscreening is het uiteindelijk doel van één van de onderzoeken van Gilhuijs en collega’s. Momenteel worden alle borstkankers die ontdekt worden tijdens de screening op een standaardmanier behandeld. Dat geldt ook voor tumoren waarvan vrouwen geen nadelige effecten zouden hebben ondervonden als deze op dat moment niet ontdekt waren. “Door onder meer de introductie van screeningsprogramma’s worden vaker kleinere afwijkingen gevonden”, vertelt Kenneth Gilhuijs, medisch fysicus gespecialiseerd op het gebied medische beeldvorming van de borst. “Ook als deze kwaadaardig zijn, kunnen zij tegelijkertijd door een indolent karakter weinig gevaar opleveren voor de patiënt om aan de tumor te overlijden. Omdat dit onderscheid vooraf nog steeds niet optimaal gemaakt kan worden, worden alle patiënten behandeld met min of meer dezelfde zware middelen.”
“De vraag is dus of we het screeningsprogramma slimmer op maat kunnen maken per patiënt”, gaat Gilhuijs verder. “Nu worden alle vrouwen tussen 50 en 75 jaar uitgenodigd om op dezelfde manier gescreend te worden, en daarbij vind je ook weinig risicovolle tumoren. Wij willen bekijken of het mogelijk is om het screeningsprogramma zo aan te passen dat we eerder de risicovolle kwaadaardige tumoren vinden, terwijl we minder snel stuiten op een indolente tumor die niet zo snel zal uitgroeien. Met geavanceerde beeldvorming hopen we iets te kunnen zeggen over het functioneren van de tumor en de omgeving waaruit deze ontstaan is.”
Correlaties zoeken
Of beeldvorming iets kan zeggen over deze aspecten, wordt onderzocht door het zoeken naar correlaties tussen de genetische opbouw van tumoren en MRI’s van de borst. De benodigde gegevens voor dit onderzoek zijn afkomstig uit het Antoni van Leeuwenhoek, waar voor eerdere onderzoeksprojecten niet alleen genprofielen zijn gemaakt van tumoren van borstkankerpatiënten maar ook MRI’s. “Je hebt voor dit onderzoek een grote database met genprofielen en MRI’s nodig”, stelt Gilhuijs. “waarbij er ook een lange follow-up moet zijn zodat je nauwkeurig kunt nagaan wat het beloop bij de patiënt was.”
Voor het onderzoek wordt geprobeerd om kenmerken van het gezonde borstweefsel te correleren met de informatie uit de genprofielen van de tumoren die ontstaan zijn. Gilhuijs: “Op het moment dat er een tumor is, ben je soms al te laat. We willen daarom bekijken of we vooraf de kans op het ontstaan van een gevaarlijke maligniteit in kunnen schatten door één prescreen MRI te maken. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat de verdeling van de weefsels in de borst, of de manier waarop contrastvloeistof wordt opgenomen op de MRI, gecorreleerd is aan het type tumor dat er in die borst kan ontstaan. Door zo veel van deze kenmerken op de beeldvorming te correleren met de genprofielen van de tumoren die erin ontstaan, denken we hierin opvallende zaken te ontdekken.”
Identificatie risico’s
Eerdere onderzoeken vonden al aanwijzingen dat gezonde weefsels informatie kunnen geven over de kans op bepaalde typen tumoren, weet Gilhuijs. “Een bekend voorbeeld van dit verband is eigenlijk dat vrouwen met een hoge dichtheid van het klierweefsel in de borst een hogere kans hebben op het ontwikkelen van borstkanker.“
De onderzoekers hopen dat het met de kennis mogelijk wordt uiteindelijk groepen vrouwen met verschillende risico’s te identificeren. “Wellicht kun je zo vrouwen selecteren met een relatief gevaarlijk micromilieu in de borst waarbij het misschien beter is om frequenter te screenen”, stelt Gilhuijs. “Dat hoeft dan niet perse met MRI te blijven gebeuren. Anderzijds kun je mogelijk ook vrouwen vinden waarbij een lagere screeningsfrequentie verantwoord is. Als een vrouw een laag risico heeft op het ontwikkelen van een relevante kwaadaardig tumor, hoeft zij de belastende screening niet zo vaak te ondergaan.”
Drs. T. van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2014 vol 5 nummer 4