In 2014 opende het UMC Utrecht de deuren van het Centrum voor Beeldgestuurde Interventies van Kanker. Medisch specialisten en wetenschappers ontwikkelen er revolutionaire technieken die het chirurgisch mes zoveel mogelijk uit de behandelkamer moeten verdringen. “Onze missie is om met zo min mogelijk schade aan het gezonde weefsel een tumor zo effectief mogelijk kapot te krijgen”, vertelt interventieradioloog prof. dr. Maurice van den Bosch, één van de oprichters van het centrum.
Het centrum omvat een polikliniek, spreekkamers, bunkers, interventiekamers en onderzoeksafdelingen. “Dit centrum is uniek, zowel in Nederland als in de wereld”, verklaart Van den Bosch. “Hier zitten radiotherapeuten, radiologen, nucleair geneeskundigen en wetenschappers fysiek bij elkaar.” Over het ontstaan van het centrum zegt hij: “Jaren terug keek de chirurg waar een tumor zat, door een patiënt open te snijden en vervolgens de tumor te verwijderen. Daar wilden we verandering in aanbrengen. Daarom vervangen we binnen ons centrum het chirurgische oog door beeldvorming. In andere centra gebeurt dat ook, maar vaak gedreven vanuit de heelkunde. Daar krijg je vooral meer beeldsturing op de OK. Wij gaan nog een stap verder en elimineren tumoren met andere technieken dan snijden.”
Ablatie en embolisatie
De technieken waar Van den Bosch op doelt, vallen onder ablatie of embolisatie. Bij ablatie worden tumorcellen gedood door ofwel verhitting met behulp van radiogolven (radiofrequente ablatie; RFA) of microwavegolven (microwaveablatie; MWA); ofwel door bevriezing (cryoablatie). Ablatie is in te zetten bij nier-, long-, bot-, lever- borst- en prostaattumoren. “Sinds 2010 hebben we een speciale vorm van RFA: high-intensity focussed ultrasound oftewel HIFU”,vertelt Van den Bosch. “Bij RFA brengen we nog een staafje in om de tumor kapot te koken; met HIFU branden we met ultrageluid de tumor van buitenaf stuk.” Een behandeling waarbij dus zelfs de huid van de patiënt intact blijft.
Bij embolisatie wordt via een liesslagader een katheter tot in de lever ingebracht om vervolgens kleine radioactieve bolletjes (radio-embolisatie) of bolletjes die geladen zijn met chemotherapie (trans-arteriële chemo-embolisatie; TACE) in te spuiten. TACE gaat gepaard met afsluiting van de bloedtoevoer naar de tumor. Straling en gif werken zo alleen lokaal en laten de rest van het lichaam ongemoeid.
Voordelen
De nieuwe methoden zijn veel minder belastend voor de patiënt dan conventionele kankertherapieën. Van den Bosch: “Mensen blijven hooguit een nachtje hier. Het merendeel van de patiënten gaat ook niet onder narcose, maar krijgt een lokale verdoving of sedativa. “Die mensen kunnen bij wijze van spreken ’s avonds weer televisie kijken.” Doordat het gezonde weefsel zoveel mogelijk gespaard blijft, zijn ook de bijwerkingen gering. “Voor sommige patiënten betekent dat heel wat”, zegt Van den Bosch. “Ik heb patiënten gesproken die zo ziek waren van chemotherapie, dat ze er liever nooit aan waren begonnen. Van onze behandelingen wisten ze niets af, terwijl ze daarmee een betere kwaliteit van leven behouden.”
Een ander voordeel van de nieuwe technieken zijn de kosten. Van den Bosch: “De kosten tussen een RFA van de lever en een leveroperatie verschillen enorm. Een chirurgische ingreep gebeurt in een dure operatiekamer met anesthesie. Onze behandeling is poliklinisch in een kleine behandelkamer met hooguit één overnachting. Dat komt de betaalbaarheid van zorg ten goede.”
Onbekend maakt onbemind
Ondanks de voordelen is niet iedereen even enthousiast over de nieuwe methoden. Van den Bosch: “Tijdens een landelijk congres afgelopen jaar met medisch oncologen, oncologisch chirurgen en radiotherapeuten gaf het merendeel van de deelnemers aan de methoden niet met hun patiënten te bespreken. Ook niet na mijn voordracht. Dat was voor mij toch wel een shock. Ik denk dat het vooral komt doordat men onvoldoende weet wat deze behandelingen inhouden en wat ze voor de patiënt kunnen betekenen. Daarnaast is het belangrijk open te staan voor de wensen van de patiënt. Soms wenst een patiënt een minder agressieve behandeling, ook als die iets minder effectief is. Op dit vlak ligt nog een hoop werk voor ons.”
Dat werk begint met het aantonen van de effectiviteit van de behandelingen. “Dat doen we in eerste instantie in de groep patiënten met de slechtste vooruitzichten”, legt Van den Bosch uit. “Dat zijn patiënten waarbij opereren niet meer kan en chemotherapie niet echt meer werkt. Bij radio-embolisatie mogen we langzamerhand al eerder in het ziekteproces ingrijpen. Uiteindelijk willen we vroeg in het ziektetraject zitten, want wij kunnen alleen behandelen als de ziekte beperkt is tot een orgaan en nog niet diffuus is uitgezaaid.”
Een aantal behandelingen gebeurt al vrij routinematig. “RFA bestaat al tien jaar”, weet Van den Bosch, “maar andere innovaties zijn de experimentele fase ook al voorbij. Met radio-embolisatie hebben we al zo’n tweehonderd patiënten behandeld. Wekelijks doen we ongeveer drie embolisaties, een tot twee ablaties en een HIFU. Veel gaat in studieverband, maar een deel is gewoon klinisch werk.”
Van den Bosch is ook realist. “Natuurlijk hebben we niet het gouden ei. Met deze technieken kunnen we niet alle vormen van kanker aanpakken. Maar als in een multidisciplinair team gekeken wordt welke aanpak het beste is voor een patiënt, dan moet beeldgestuurde behandeling van kanker ook worden overwogen.”
De stem van de patiënt
Om ook patiënten op de hoogte te brengen van de embolisatie- en ablatietechnieken is de website www.opererenzondersnijden.nl gelanceerd. Daarvoor werkte het centrum samen met de patiëntenvereniging Inspire2Live, de oprichters van Alp d’HuZes, Achmea, Radboudumc, St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg, en het VU medisch centrum en Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam. Via de website kunnen patiënten een vragenlijst invullen om te kijken of een van de nieuwe behandelingen potentieel geschikt is voor hem of haar. Als dat zo is, krijgt de patiënt het advies om aan zijn behandelend specialist een verwijzing te vragen. “Ik ben ervan overtuigd dat de behandelingen succesvol worden als patiënten er achter staan. Wij ontwikkelingen de behandelingen ook echt voor hen. De stem van de patiënt kan helpen de medische beroepsgroepen mee te krijgen, maar ook om dit soort behandelingen op te laten nemen in het basispakket van de zorgverzekeraars. Het is een hele krachtige stem.”
Dr. M. Oosten, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2015 vol 6 nummer 4