De ROPETAR-studie is een gerandomiseerde fase 2-studie waarin bij patiënten met gevorderd heldercellig niercelcarcinoom wordt gekeken of het afwisselend toedienen van pazopanib en everolimus het ontstaan van resistentie uitstelt ten opzichte van een standaardbehandeling met pazopanib gevolgd door everolimus. De inclusie van patiënten verliep boven verwachting, vertelde onderzoeker drs. Geert Cirkel (UMC Utrecht, Utrecht) tijdens het WIN-O-symposium over niercelcarcinoom.
Het idee voor de ROPETAR-studie ontstond enkele jaren geleden nadat gezien werd dat tegen behandeling met VEGF-TKI’s uiteindelijk resistentie ontstond. Deze resistentie lijkt echter reversibel, vertelde Cirkel, die een studie besprak waarin een mogelijke verklaring hiervoor is gevonden. “In Cell beschreven onderzoekers dat zij bij meerdere tumorcellijnen een kleine groep cellen vonden – minder dan 1% – die resistent was tegen behandeling met VEGF-TKI’s. Bij een continue blootstelling aan deze behandeling worden deze cellen snel uitgeselecteerd, maar bij groei in een medium zonder aanwezigheid van het medicament ontstaat weer opnieuw de verhouding dat deze resistente cellen maar een kleine minderheid uitmaken van de totale celpopulatie. Deze cellen worden dan ook weer opnieuw gevoelig voor de behandeling.”
Een andere reden waarom een afwisselende behandeling potentieel een voordeel heeft, vormen de bijwerkingen van de behandelingen. Cirkel: “In het fase 3-onderzoek met everolimus moest bijvoorbeeld toch 13% van de patiënten hierdoor stoppen. Bij pazopanib was dit 16%.” De lange continue blootstelling aan toxiciteit geeft daarbij niet alleen cumulatieve toxiciteit, maar ook psychologische toxiciteit, stelde Cirkel. “Mensen die lang worden blootgesteld aan bijwerkingen kunnen dit als heel zwaar ervaren. Omdat pazopanib en everolimus deels overlappende, maar ook deels verschillende toxiciteit geven, werd gedacht dat het afwisselen van de behandeling mogelijk ertoe leidt dat de toxiciteit niet steeds optelt.”
Rotaties
Voor het onderzoek starten patiënten in de experimentele groep met acht weken pazopanib gevolgd door acht weken everolimus, gevolgd door acht weken pazopanib, enzovoorts, totdat er progressie wordt gemeten. Iedere acht weken vindt een responsevaluatie plaats. “Wanneer er progressie wordt gezien, vindt nog één rotatie plaats naar monotherapie met één van de twee middelen”, vertelde Cirkel.
Het primaire eindpunt van de studie is de progressievrije overleving. Secundaire eindpunten zijn de tijd tot de tweede progressie, toxiciteit, kwaliteit van leven en de totale overleving.
Aan de studie nemen zeventien ziekenhuizen deel en inmiddels zijn de benodigde 100 patiënten geïncludeerd.
Drs. T. van Venrooij, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2014 vol 5 nummer 3